de Gelderlander Feeds - Betuwe

dinsdag 29 juni 2010

Graag een beetje leven in de brouwerij


door Job van der Meer

Je kan hier een kanon afschieten. Dat was de indruk die Dineke Pronk had van Dodewaard, toen ze ruim 33 jaar geleden op een zondag voor het eerst in het dorp kwam kijken. Net getrouwd met Frans. Hij kon er een baan krijgen op de basisschool. Werk lag in die tijd niet voor het oprapen, dus weigeren zat er niet in.
Pronk, geboren en getogen in Dordrecht, is een echt stadsmens. „Er was niets in Dodewaard. Ik zei tegen Frans: we doen dit voor een paar jaar. Het werden er 33. Na een paar jaar werd onze zoon Maarten geboren, dan zie je de voordelen van een dorp. Frans had het erg naar zijn zin op die school. Ja, dan denk je toch: ‘de rest moet je zelf doen’.”
Sinds een half jaar wonen ze in Andelst. Daar stond een prachtig huis te koop. Haar man is inmiddels directeur van nog steeds dezelfde basisschool in Dodewaard. En hoewel ze heerlijk woont, zal Pronk nooit een dorpsmens worden. Wat leven in de brouwerij. Daar houdt ze wel van.

Verknocht aan de Betuwse dorpen is ze niet. „In Dodewaard kan je nog steeds een kanon afschieten en het winkelbestand is ook nog eens achteruit gegaan. De bakker is weg, en de slager.”
Huizen bouwen om de voorzieningen op peil te houden, dat vindt ze wel nodig. Niet alleen omdat zij er zelf graag meer winkels ziet, maar ook voor oudere mensen. „Dat alle banken in de dorpjes sluiten bijvoorbeeld. Ouderen moeten nu vaak iemand inschakelen om mee geld te gaan halen. Dat is niet goed.”
Maar bouwen moet niet ten koste gaan van het dorpse karakter. „Dat aan elkaar geplakte van de Waalsprong is zonde. Hier in Andelst of in Dodewaard verstedelijkt het niet zo”, zegt ze, „maar heel veel uitstraling hebben de dorpen ook niet. Als je op vakantie gaat en een dorpje inrijdt, dan verwacht je iets gezelligs. Een kerkje, een winkeltje. Je hebt hier niets.”
Echt snappen dat mensen in een dorp blijven wonen, doet ze dan ook niet. „Dat komt misschien omdat wij veel mensen in heel Nederland kennen. We reizen veel. Als ik even 80 kilometer verderop bij mijn vader op bezoek ga, dan kijken mensen hier daar soms raar van op.” De gezellige drukte zoekt ze nu een keer per week in Wageningen. Met de fiets lekker naar de markt. Arnhem, Nijmegen, ze gaat er heen.
Zelf werkt ze in de PK Runningshop in Dodewaard. „Maar als ik morgen een baan kan krijgen in Amersfoort, en een leuk huis, dan ben ik weg hoor”, zegt ze. „Ze kunnen me volgende week zo op de Maasboulevard laten wonen. Die drukte, heerlijk vind ik dat. Maar ik heb hier dan ook geen familie. Wel vrienden, maar daarvoor blijf ik echt hier niet wonen. Die kom ik dan wel gewoon lekker opzoeken.”

Dineke Pronk is geboren op 23 juni 1955, in Dordrecht. Ze is gehuwd met Frans en heeft twee kinderen: Maarten en Marieke. Dineke werkt als teamleider bij de PK Runningshop in Dodewaard. Frans is basisschooldirecteur in Dodewaard.

Herveld-Andelst is niet stil blijven staan


door Job van der Meer

Eén grote gemeente tussen Arnhem en Nijmegen. Dat lijkt Remie Vermeulen prima. Dan is er tenminste aandacht voor het platteland. Op zijn boerderij in Herveld- Andelst heeft hij rundvee en varkens. Hoewel de verstedelijking vooral aan de andere kant van de A50 plaatsvindt, gaat die niet onopgemerkt aan hem voorbij.
Geboren in Herveld verhuisde hij op éénjarige leeftijd met zijn ouders naar de Maria-Hoeve aan de Meeuwerdensestraat, een eindje buiten het dorp. Hij zat nog op de lagere school toen de A15 er precies tussendoor werd gelegd. De binding met het dorp werd er niet minder om. Ook de komst van de Betuweroute dertig jaar later, hij had het boerenbedrijf allang en breed overgenomen, veranderde dat niet. Zetten kwam iets meer in beeld voor de boodschappen, maar vooral ook omdat de kinderen daar naar het voortgezet onderwijs gingen.

„Nee, het is hier net buiten de steden heel rustig landelijk wonen, en we liggen heel centraal in Nederland en overal dichtbij”, zegt Vermeulen. „Een concert in het GelreDome, de binnensteden, met een uur ben je in Amsterdam. En de bouw heeft in Herveld-Andelst bovendien gezorgd voor een mooi centrum. Het was net genoeg om de ondernemers er te houden. Het dorp is groter geworden en is niet stil blijven staan.”
Er moet wel aan getrokken worden, weet hij. Makkelijk is het niet. Inwoners moeten lokale ondernemers steunen en een goed verenigingsleven vraagt actieve mensen. Maar in Herveld-Andelst lukt dat. Vermeulen praat erover met een twinkeling in zijn ogen.
Voor de bedrijfsvoering echter baart de oprukkende stad hem wel wat zorgen. „Met de veehouderij merk ik wel dat het verstedelijkend gebied grond vraagt”, zegt hij. „In Park Lingezegen moeten boeren wijken voor de natuur. Dat is hier niet zo, maar omdat het zo dichtbij is, gaan ook hier de grondprijzen omhoog. En het is vruchtbare grond. Als je je bedrijf op peil wilt houden moet je grond aankopen of mest af gaan zetten. Duurdere grond zet de bedrijfsvoering onder druk.”
Hij hoort links en rechts dat projectontwikkelaars bij collega’s langskomen om grond op te kopen. Zijn ervaring is dat het dan maar beter is om te gaan onderhandelen. „Je kunt tegen zijn, maar dan gaan ze uiteindelijk onteigenen, en daar word je vaak niet beter van.”
Verhuizen en in het noorden gaan boeren? Vermeulen denkt er even over na. „Het kan, maar als je hier geboren en getogen bent... Het is wel je thuis.”
Het dwingt hem wel om na te denken over de toekomst. „Je maakt soms keuzes op financiële grond terwijl je gevoel iets anders zegt”, zegt hij. „Je weet dat het bedrijf rendabel en verkoopbaar moet blijven, ook over vijftien jaar.”

Remie Vermeulen is geboren op 26 januari 1959, in Herveld. Hij is gehuwd met Margot en heeft drie kinderen: Roy, Joyce en Yentl. Hij Boert als agrarisch ondernemer in Herveld. Margot runt haar schoonheidssalon aan huis.

vrijdag 25 juni 2010

Volop kansen voor een echt Betuws Park



De Betuwse politiek moet zich harder maken voor een Betuwse invulling van Park Lingezegen. Stadse projecten knabbelen aan de grenzen, vindt Louis Dolmans.


Met zijn oppervlakte van 1.500 hectares is Park Lingezegen 22 maal zo groot als park Sonsbeek. Dat is een fraai visitekaartje, maar de vergelijking gaat een beetje mank. Zodra je Sonsbeek binnenloopt beleef je een park en ruik je historie. Hoe anders is dat bij Park Lingezegen. Menigeen die de statige bruine zuilen passeert, die sinds kort de toegangswegen tot park Lingezegen sieren, zal zich vertwijfeld afvagen: waar is het park? Het park bestaat helaas voor het grootste gedeelte alleen nog op papier. Dat roept op zijn minst verbazing op.
Al in 1996 is er een landschapsbeleidsplan voor het knooppunt Arnhem Nijmegen vastgesteld. Het gedachtegoed van de groene buffer stond daarmee op de kaart. Ik zie nog de verleidelijke maquette van de Waalsprong, met veel en creatief ingericht groen. De rood ingekleurde huizen van die kaart zijn inmiddels in grote aantallen gebouwd en bevolkt. Het groen blijft achter. Met de diverse plannen voor het aangrenzende park de Woerdt, inmiddels opgenomen in Lingezegen, is tot voor kort weinig tot niets mee gedaan. Van het geld dat aan de ontwerpen is besteed, kun je een bescheiden parkje aanleggen. Dit alles zegt niet meer en niet minder dan dat rood politiek bestuurlijk hogere prioriteit heeft dan groen.
Het slechte nieuws is dat de overheid zijn groene beloften doorgaans gebrekkig en zeer traag nakomt. Maar je kunt ook door een andere bril naar Lingezegen kijken. Het gebied heeft een ruimtelijke status gekregen waar je u tegen kunt zeggen. De belangrijkste is die van Rijksbufferzone. Dat is goed nieuws. Die zones zijn open groene gebieden tussen steden, met veelal landbouw en natuur. Ze hebben twee belangrijke functies: behoud van het open landschap en ruimte voor recreatie. Als open landschap zorgen ze ervoor dat steden niet aan elkaar groeien. En ze bieden mensen uit de stad een plek om van dat open landschap te genieten, te ontspannen en hun vrije tijd te besteden.
Goed nieuws is ook dat er een enthousiaste parkorganisatie in het leven is geroepen, die niet nalaat het park aan te prijzen en bijna letterlijk iedereen bij het ontwikkelen van de plannen probeert te betrekken. En hier en daar beginnen er pareltjes te ontstaan. Aan de grens van het kassencomplex Bergerden ontwikkelt zich een rijkdom die al het predikaat ‘wonder’ heeft gekregen. Daar hebben zich in korte tijd grote aantallen vogels gevestigd, waaronder boeiende soorten zoals kluut, kleine plevier, oeverloper, bergeend, visdief, tureluur en grutto. Je kunt er zo langs fietsen. Deskundigen verbazen zich over het tempo waarin dit zich voltrekt. En in de Woerdt is een begin gemaakt met een agrarisch natuurpark: 15 hectares natuurlijke graanakkers, omgeven door kruidenrijke akkerranden en traditionele hagen en struwelen.
Het gaat de goede kant op, maar er is waakzaamheid geboden. Behoud van open landschap is niet voldoende. In de ogen van een natuurliefhebber groeit in het open land van ons komgebied, dat een zeer aanzienlijk deel van het park bestrijkt, uitsluitend gewas. Dat is meestal groen, maar natuur is iets anders. De grote uitdaging is om in dat enorme gebied iets terug te brengen van de verstrengeling van natuur en landbouw die nog niet zo lang geleden heel gewoon was. Dat dit kan, bewijzen grote landbouwgebieden in Groningen, waar dank zij vele kilometers akkerranden de grauwe kiekendief is teruggekomen en veldleeuweriken talrijk zijn. Voordat het bij ons zo ver is zal er iets gedaan moeten worden aan de verhoudingen tussen de parkmensen en de boeren. Beiden hebben een vorm van gelijk, maar alleen als ze elkaar vinden kan er iets moois ontstaan. En daar staan we nog ver vanaf.
En dan de politiek. De ambitie begint een beetje te komen, maar toch. Er bestaat een reëel gevaar dat er teveel met stadse ogen naar het park wordt gekeken, met teveel het accent op ‘rode’ recreatie en op projecten, die grootst en meeslepend zijn en die gaan knabbelen aan zowel de inhoud van het park als aan zijn grenzen. Een fijnzinnig gevoel voor natuurlijke landschap moet daar tegenwicht aan bieden en dat gevoel moet in mijn ogen van de Betuwe komen. En juist de Betuwse politiek blijft volgens mij een beetje teveel op de achtergrond. Kom op Betuwe, denk ik dan, grijp je kansen, laat ambitie zien. Maak concreet hoe mooi Betuws landschap kan zijn.

Louis Dolmans is voorzitter van Stichting Lingewaard Natuurlijk.

wandelen doe ik in Arnhem-Noord


Met weemoed denkt hij terug aan De Praets. Na studentenjaren in Arnhem-Noord, ging hij er samen met zijn huidige vrouw wonen in de uiterwaarden. „Vanuit de keuken zag je de plassen, de bootjes op de Rijn. Prachtig was dat.”
In hun nieuwbouwhuis in de Elster vinexwijk Westeraam schetst Lammert-Jan Strijker (44) hoe hij zes jaar geleden in het Betuwse dorp terechtkwam. Het appartement in de uiterwaarden bij Arnhem werd te klein met een kind op komst. Ze verhuisden naar Elderveld. Een compromis, want weg uit De Praets wilden ze niet, maar Arnhem-Zuid lonkte geenszins. In verwachting van dochter twee, zochten ze wat anders.
„In Arnhem-Zuid was niet echt een woning. Schuytgraaf was nog niet in ontwikkeling. Dat duurde en duurde. Op de zwemles, die de kinderen in Elst hadden, hoorden we dat hier ook huizen gebouwd werden”, zegt Strijker.
Het dorp sprak aan, zeker met opgroeiende kinderen. Elst heeft alle voorzieningen. Meer dan één sportclub, veel scholen, voortgezet onderwijs, een muziekschool en winkels. En in Westeraam is het goed wonen. Speelruimte genoeg, een goed burencontact. „Er staat nog net geen dorpspomp op het plein”, grapt hij. „Elst is groot genoeg zodat niet iedereen elkaar kent, maar toch kom je bij evenementen vaak bekende gezichten tegen. Dat is prettig.”
De belangrijkste reden voor Strijker om in Elst te wonen is het leven in een mooi dorp, maar toch dicht bij twee steden. En als arbeidsdeskundige bij uitgeverij Wegener, reist hij het hele land door. Vanuit Elst ben je ook nog eens zo de snelweg op.
De Betuwe, daar heeft hij niet zo veel mee. Een prachtig gebied, en zonde als het nu nog verder vol gebouwd zou worden, maar Strijker is meer een bosmens. „Als ik ga wandelen, ga ik toch liever naar Arnhem-Noord”, zegt hij resoluut. „Met het risico dat ik mensen tegen me in het harnas jaag, maar Westeraam voelt toch een beetje als verlengstuk van de twee steden. Ik voel me eigenlijk meer inwoner van het knooppunt Arnhem Nijmegen. Dat komt misschien ook door de spoorlijn. We wonen letterlijk wat gescheiden van het oude dorp.”

Of de verstedelijking van de Over-Betuwe erg is? Dat is dubbel, zegt hij. „De grens is bereikt. En toch, als je het hebt over die A15. Als ik naar Doetinchem moet is het wel fijn, maar zo’n brug over het Pannerdensch Kanaal is weer niet mooi. Het is het dilemma van veel mensen denk ik. Je wilt rust en natuur, maar toch ’s ochtends ook weer snel naar je werk.” Met Park Lingezegen is hij dan ook blij. „Het is heel fijn dat ze dat aanleggen. Ik heb daar een beetje mijn hoop op gevestigd. En het mag best eerder klaar zijn dan over twintig jaar.”

Lammert-Jan Strijker is geboren op 23 mei 1966, in Emmen. Hij is gehuwd, heeft twee dochters: Maren en Juulke en woont in Elst. lammert-Jan werkt als arbeidsdeskundige bij Wegener in Apeldoorn.

Huissen is stad, maar boers vriendelijk


door Job van der Meer

Alles behalve zijn werk heeft hij in Huissen. Vrienden, zijn stamkroeg, de carnavalsvereniging. Maar ook de jeugd van de 24-jarige Danny van Onna is nauw met het inmiddels aan Arnhem-Zuid vastgeplakte stadje in de Over-Betuwe verbonden. De twintiger is in een Arnhems ziekenhuis geboren, maar getogen in Huissen. Zijn vader komt uit Angeren, zijn moeder van ’t Zand. Nu woont hij met zijn vriendin in een appartement in jaren ’70-wijk de Zilverkamp.
„Ik zit hier perfect, zo tussen de grote steden, met een goed openbaar vervoer en dicht bij de snelwegen”, zegt Van Onna. „En het is hier rustig.” Hij kocht een appartementje omdat huren in Lingewaard duur is. „Ik wilde niet weg uit Huissen. Zij vond het niet erg om uit Bemmel weg te gaan.”
Dat Huissen een stad is, is hem met de paplepel ingegoten, maar juist het boerse vriendelijke is wat hem er houdt. „Je loopt hier door het centrum en het is goedemorgen hier en goedemorgen daar”, zegt hij. „Het is een vertrouwd gevoel. Je kent de mensen, je kent de gemeente.”
Dat Huissen door meer huizenbouw anders gaat worden gelooft Van Onna niet. „Huissen is wel groter geworden, maar we zijn niet uit elkaar gaan leven. Je hebt in de Zilverkamp een winkelcentrum, maar het centrum van Huissen blijft het centrum.”
Sterker nog, hij gelooft dat meer mensen naar Huissen halen goed is voor de economie. Het moet niet doorslaan en wel groen blijven, maar er moet gebouwd worden, zegt hij. „Dat het Slingerbos nu vooral nog een fietspad is langs wat bomen, dat is zonde. Dat was een mooi bos.”
„Als ik kijk naar mijn vriendengroep dan is huren bijna niet te doen”, vervolgt hij. „Zij hebben hetzelfde gevoel als ik. Ze willen hier blijven wonen. Als ze meer bouwen, dan is hier genoeg toekomst.” En ja, de ontsluiting van Huissen kan wel beter. Maar of dat moet door een A15 of een bredere A325? „De Ir. Molsweg moeten ze vierbaans maken. Die nieuwe busbaan haalt niets uit.”


Van Onna heeft met achttien vrienden een eigen carnavalsvereniging, De Zuupende Zwaon. Ze kennen elkaar van de basisschool en het werken in de kassen. En op de plekken waar die stonden worden nu huizen gebouwd. „Het is wel jammer dat zo’n bedrijf waar je hebt gewerkt en je vrienden hebt leren kennen, verdwijnt”, zegt hij. „Maar dat er dan huizen komen, waar ik kan wonen is dan weer mooi. Als het maar mooi ingepast is.” Nieuwbouw in oude stijl, dat ziet hij graag.
De twintiger is ook niet bang voor mensen van buiten. Ze horen er snel bij, zegt hij. „Er zijn geen niet-Huissenaren.” Hij lacht breed. „Als je toch het lef hebt hier te komen wonen, dan krijg je ook het etiketje.”

Danny van Onna is geboren op 14 november 1985 in Arnhem. Hij woont samen met Karla in de Zilverkamp in Huissen en werkt bij de Rabobank in Zeist op de ICT-afdeling (accountbeheer). Danny is lid van Huissense carnavalsvereniging De Zuupende Zwaon.

Toch weer lobby voor tunnel A15



De provincie Gelderland moet 400 miljoen euro op tafel leggen voor de doortrekking van de A15 met een tunnel onder het Pannerdensch Kanaal.
Daarvoor gaan de Stadsregio Arnhem Nijmegen en de gemeenten Lingewaard, Zevenaar en Duiven pleiten bij het provinciebestuur.
Voorzitter Jaap Modder wekte vorige maand beroering toen hij aan minister Eurlings van Verkeer liet weten dat een brug over het Kanaal ook bespreekbaar was. De drie gemeenten reageerden woedend, alle dorpsraden in de Liemers hebben het overleg over de weg gestaakt.
Volgens hen is een brug slecht voor de leefbaarheid.
Modder zei gisteren in de Stadsregioraad dat hij geen keus had. Als hij Eurlings niet had gezegd dat een brug bespreekbaar was, had deze ter plekke een streep door het hele plan gezet. „Wij hebben gezegd: het is bespreekbaar. We hebben niet gezegd: het is acceptabel.”
Nu wil Modder bij de provincie alsnog gaan pleiten voor de veel duurdere tunnel. Gelderland zou deze oplossing kunnen betalen uit de miljardenopbrengst van Nuon.
De Lingewaardse wethouder Frans Schut prijst de houding van Modder.

dinsdag 22 juni 2010

Regio slaat handen ineen


Arnhem, Nijmegen, Elst en Bemmel willen de onderlinge contacten intensiveren. Grootschalige ontwikkelingen in Over-Betuwe vragen om nauwere samenwerking, vinden de nieuwe wethouders Ruimtelijke Ordening.

door Marco Bouman en Job van der Meer


De gemeenten Lingewaard, Overbetuwe, Arnhem en Nijmegen willen nauwer gaan samenwerken. Dat hebben de wethouders van Ruimtelijke Ordening aangekondigd in een onderling debat, door dagblad De Gelderlander georganiseerd.
Het hart van de Stadsregio Arnhem Nijmegen wil op die manier een krachtiger signaal kunnen afgeven richting Den Haag en Brussel. De hoop is dat zo meer landelijke en Europese subsidie voor het gebied kan worden binnengehaald.
Het streven van de RO-wethouders is om zeker twee keer per jaar bijeen te komen om kennis uit te wisselen en onderwerpen af te stemmen. Voorzitter Jaap Modder van de Stadsregio Arnhem Nijmegen juicht het initiatief toeDe vier gemeenten hebben op allerlei fronten met elkaar te maken. Arnhem (Schuytgraaf) en Nijmegen (Waalsprong) breiden fors uit in de Betuwe. Lingewaard en Overbetuwe zien dat meer en meer met argusogen aan. Ook speelt het doortrekken van de A15 en de aanleg van Park Lingezegen.


Drie van de vier wethouders (Margreet van Gastel voor Arnhem, Frans Schut voor Lingewaard en Jan van Baal voor Overbetuwe) zijn net aangetreden. Nijmegenaar Jan van der Meer is al langer wethouder, maar is nieuw op Ruimtelijke Ordening. Hij vindt dat de samenwerking op dat vlak tussen de vier gemeenten tot nu toe te wensen heeft overgelaten. „Terwijl je samen sterk staat in de stadsregio en ten opzicht van het rijk.”
Van Gastel en Van der Meer willen tevens de bouwopgave van de Stadsregio voor de komende jaren in de steden opvangen.

vrijdag 18 juni 2010

De Waalsprong: vloek of zegen voor ’t landschap?


De verandering die de Nijmeegse Waalsprong bracht in het Betuwse landschap kent meer winnaars dan verliezers, betogen oud-wethouder Paul Depla en GEM-directeur Jan de Wilde.

Twintig jaar na de eerste plannen krijgt De Waalsprong vorm. Woonpark Oosterhout en Visveld in Lent zijn af. Er zijn scholen gekomen. Nieuwe winkels openden er hun deuren. Er zijn nieuwe wijkcentra met culturele en sportvoorzieningen gebouwd. In Oosterhout is een park ontwikkeld, groter dan het Kronenburgpark, dat met het terrein van de baron voor een prachtig speel- en wandelgebied zorgt. Oude bekende Betuwse clubs als DVOL en OSC hebben op nieuwe sportparken een nieuwe toekomst gekregen. De snelweg naar Arnhem is een stadssingel geworden.

De komende jaren zullen er nieuwe woonwijken ontstaan. Dicht bij de Waal wordt een nieuw centrum ontwikkeld. Tussen de verschillende woonwijken ontstaat een natuur- en recreatiegebied –met plassen en parken– dat zijn gelijke in de regio niet kent.
De Waalsprong: een geheel nieuwe stadsdeel waarin vele gezinnen, zoals blijkt uit onderzoek, met heel veel plezier wonen. Een gebied dat Nijmegen versterkt en af maakt. Het biedt kansen voor mensen die willen blijven wonen in Nijmegen maar in het oude Nijmegen geen geschikte woning kunnen vinden en voor gezinnen die voor de ruimte en veiligheid van een nieuwbouwwijk kiezen.
Dat is de Waalsprong. Een zegen. Toch blijven er ook vragen. Vooral uit het Betuwse gebied. Is het wel echt nodig? Kan het niet ergens anders? Is de Waalsprong niet de Nijmeegse bulldozer die het mooie Betuwse land verwoest?
Laten we maar direct duidelijk zijn. Door de Waalsprong verandert het gebied van een tuindersgebied dicht bij de stad Nijmegen tot een onderdeel van die stad. Het is idioot om te denken dat het realiseren van een stadsdeel met ruim 12.000 woningen het bestaande landschap ongeroerd laat. Iedereen die dat zegt, houdt mensen voor de gek.
Is daarmee de Waalsprong slecht? Nee. Er zijn verschillende argumenten voor dit antwoord. De keuze voor een compacte stad bijvoorbeeld. Mensen willen wonen. Voor het landschap en de stad is het beter in een grotere dichtheid dicht bij de historische kern bij te bouwen, dan ongebreideld aan de vele dorpskernen. Noord-Brabant laat zien dat dat leidt tot een witte schimmel waarbij landschap wordt aangetast en de aantallen woningen per locatie te beperkt zijn om voldoende voorzieningen te realiseren.
Kies je voor de compacte stad, dan is het de vraag waar je die woningbouw realiseert. Waar is het meest karakteristieke landschap dat je het echt wilt sparen? Kies je voor de Ooy? De heuvels en bossen aan de oostrand van Nijmegen? Het vennengebied ten zuiden van Dukenburg? In dit perspectief is de keuze voor de Waalsprong zeer goed te verdedigen.
Dan de invulling van de Waalsprong. Bij de inrichting wordt meer en meer rekening gehouden met de eigenschappen van het gebied. Er is steeds meer respect gekomen voor de bestaande kwaliteiten. In 2002 is besloten om af te zien van het bebouwen van Ressen, zodat dit bijzondere pareltje haar kwaliteit kon behouden. De gehele opbouw van de Waalsprong is omgezet, om meer rekening te houden met bijvoorbeeld de originele lintbebouwing aan de Griftdijk. De Historische tuin is ingepland, het Fort heeft inmiddels een plek in de plannen van de Citadel en het Philipsgebouw is behouden. Ze waren oorspronkelijk niet bedacht, maar met het oog op de cultuurhistorische identiteit van het gebeid is er bewust voor gekozen.
Tenslotte moeten we waken voor valse romantiek. Iedereen die denkt dat er in die tijd nog sprake was van een oorspronkelijk Betuws landschap met lieve boomgaardjes, kleine boederijen en veel groen, houdt zichzelf maar vooral ook de buitenwereld voor de gek. Dat beeld past wellicht bij het begin van de vorige eeuw, de tijd van het pontje van Nijmegen naar Lent, maar sluit niet aan bij de tijd dat we begonnen met de Waalsprong. Niet boomgaarden, maar grote kassen bepaalden het beeld. Kassen met oranje lampen die ‘s nachts het gebied een gloed gaven. De Waalsprong betekende niet het einde van de Betuwe. Dat landschap bestond al lang niet meer. Industriegebied maakte plaats voor woningen en voorzieningen. En die verandering van het gebied kent meer winnaars dan verliezers.

Paul Depla was als Nijmeegs wethouder van 2000 tot 2010 verantwoordelijk voor Waalsprong. Jan de Wilde is directeur van de GEM Waalsprong

Zwevende stad bij Ressen, Eutopie in de Betuwe


Een Eutopie in de Over-Betuwe. Dat is wat studenten van de Academie voor Bouwkunst in Arnhem ontworpen hebben. Aan de hand van de speerpunten van politieke partijen als GroenLinks, VVD en CDA bekeken ze de bestaande plannen en nota's. Daar rolde verschillende visioenen uit voor de toekomst van het gebied tussen Arnhem en Nijmegen.

Op het debat dat De Gelderlander op 7 juli in het Wapen van Elst houdt presenteren ze hun visie als inleiding naar de debatten die Stadsregiovoorzitter Jaap Modder, oud-wethouder van Arnhem Sander van Bodegraven, oosterhouter Jan Coopmans en Lingewarder Pierre Cuypers met elkaar en het publiek zullen aangaan.



Wie lijnen trekt tussen de economische hoofdsteden van Europa zal zien dat de kruisinbg van de lijn Parijs naar scandinavië en de lijn van Kiev/Berlijn naar London
zich in de Nederlandse Randstad bevindt. Over honderd jaar zijn dat snelle goederenlijnen, waarover ook mensen zich in supersnel tempo kunnen verplaatsen. De handel is 'booming'. Maar ook rust is nodig. Om het landelijk gebied te behouden, de steden niet steeds verder uit te bouwen zijn er zwevende verticale steden die als rustpunt fungeren op de snelle economische verbindingen. Bij Ressen zweeft er zo een.
Het biedt plaats aan wel 150.000 mensen, Europeanen. Er vinden grootse evenementen plaats, men kan er winkelen en alle voorzieningen zijn er te vinden. In een wolk van zwevende bollen begeven de mensen zich in en om de stad. Het is Europia.
www.lout.nl

donderdag 17 juni 2010

Super-as maakt van Betuwe het economisch hart

De Over-Betuwe, tussen Rotterdam en Frankfurt, is de plek voor overslag van Agrarische exportproducten. De speerpunten van de VVD vertellen dat verhaal voor de toekomst. Een overlaadstation bij Bemmel, een bij Valburg en een grote goederenoverslaghaven bij Tolkamer. En natuurlijk de meest high-tec boerderijen. Vertical Farms huizen mensen, supermarkten en verdiepingen vol beesten en landbouwproducten. Een natuurlijke kringloop waar voedselresten worden hergebruikt, lucht en water circuleert en de energie uit eigen middelen wordt opgewekt.


klik op www.lout.nl om meer te zien van de gebiedsvisies voor de Over-Betuwe van de studenten van de Academie voor Bouwkunst in Arnhem.

In 2110 is de Over-Betuwe ruwe natuur

Over honderd jaar ziet de wereld er anders uit. Wie de speerpunten van GroenLinks volgt en er de nota's naastlegt die de afgelopen jaren geschreven zijn vindt in de Over-Betuwe een stukje ruwe natuur. Rust, ruimte en ontspanning binnen de grootstedelijkheid van Arnhem en Nijmegen.


klik op www.lout.nl om meer te zien van de gebiedsvisies voor de Over-Betuwe van de studenten van de Academie voor Bouwkunst in Arnhem.

A15 mogelijk duurder dan 2 miljard euro


De kosten van het doortrekken van de A15 van knooppunt Ressen naar Zevenaar kunnen oplopen tot boven de 2 miljard euro. Dat blijkt uit kostenramingen die minister Eurlings van Verkeer naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Uit de berekening blijkt dat het tekort minimaal 250 miljoen euro is. Er is momenteel 750 miljoen euro beschikbaar. Het goedkoopst is een eenvoudige weg met een brug over het Pannerdensch Kanaal. Het duurst een weg met een tunnel en een verdiepte ligging in de Liemers.
Deze ramingen werden tot dusver geheimgehouden, maar voorzitter Jaap Modder van de Stadsregio Arnhem Nijmegen verwees er wel naar toen hij vorige maand pleitte voor een weg met daarin een brug over het Pannerdensch Kanaal. De gemeenten willen per se een tunnel, om overlast voor natuur en omwonenden te beperken.
In een bestuurlijk overleg met Modder en de Gelderse gedeputeerde Van Haaren stelt Eurlings dat er geen geld voor een tunnel is. Een al in gang gezet onderzoek moet uitmaken of een brug mogelijk is. Het is denkbaar dat een brug er niet in zit, omdat het gebied rond het Pannerdensch Kanaal een beschermd Natura 2000-gebied is. Blijkt uit het onderzoek echter dat er een brug kan komen, dan wil Eurlings geen cent meebetalen aan een tunnel. Als de regio toch vindt dat een tunnel nodig is, dan moet hij die zelf betalen. De meerkosten daarvan bedragen 400 miljoen euro.
Uit de kostenramingen blijkt dat het niet aanleggen van de A15 duurder is dan het wel doortrekken van de weg. Komt de verlengde A15 er niet, dan moeten de bestaande wegen (A12, A50, Pleijroute bij Arnhem) verbreed worden. De kosten daarvan kunnen tot 1,8 miljard oplopen.
De minister en de regio hebben afgesproken dat in de komende tijd gekeken zal worden naar een ‘versobering’ van de weg. Dat betekent dat wensen vanuit de regio, zoals een halfverdiepte ligging in delen van de Liemers, steeds verder uit het zicht raken.

woensdag 16 juni 2010

De groei doet de winkel goed


door Job van der Meer

Elst groeide flink sinds Angelien Marcelis 51 jaar geleden geboren werd in de Willemsstraat. En daar heeft ze met haar winkel ’t Ploegje best profijt van gehad. Ja, de straat waar ze opgroeide werd een centrumstraat in plaats van het hechte woonwijkje dat het begin jaren zestig nog was, maar last van de groei had ze niet.
„Natuurlijk is het wel jammer dat al het groen verdwijnt. Toen ik vroeger naar de havo in Arnhem-Zuid fietste was het vanaf de Rijksweg tot aan Elden groen. Nu liggen daar de Arnhemse wijken De Laar en Rijkerswoerd. Naar Nijmegen toe is dat hetzelfde. Vanaf Oosterhout zijn het alleen maar huizen. Het wordt nu wel te veel aaneengesloten.”

Geboren net na de wederopbouw heeft ze het allemaal zien ontstaan. Zoals de bouw van de wijk De Helster. Tot dan toe was Elst vooral de dorpskern, met groen er omheen. Daarna ging het hard, met de jaren zeventig-wijken en de vinexlocaties. „Westeraam is zo’n grote wijk geworden, bijna een dorp op zich. Ik hoop vooral dat ze het centrum van Elst als kern houden en niet daar ook nog een groot winkelcentrum gaan bouwen. Dan krijg je verspreiding en dat is jammer voor het dorp.”
Het dorpse karakter is wel wat verdwenen, vindt ze. „Er zijn nu veel wijken en mensen van buiten. Ik heb daar geen moeite mee. Het heeft goed gedaan voor de winkel. Ik zat hier in het begin als enige in de Willemsstraat, samen met de bakker. Inmiddels is het winkelaanbod hier vervijfvoudigd. We hebben pas een modeshow georganiseerd, gewoon omdat er zoveel kledingzaken zijn.”
Dertig jaar geleden startte ze met haar zaak, in een apart hoekje in haar vaders doe-het-zelf-zaak de Hubo. Ruim acht jaar later bouwde ze haar eigen pand, met woonhuis. Naast haar geboortegrond. „Het liep meteen goed met de winkel,” zegt ze, „en dat doet het nog steeds. Elst heeft een echte regiofunctie voor de dorpen er omheen. Het is goed bereikbaar en je kunt er parkeren. Het ligt centraal met goede verbindingen. Bovendien heb je er alles, winkels en scholen. En dat is een groot voordeel. En je bent zo in de stad.”
Dat de verstedelijking economisch veel gebracht heeft, daar kan ze door haar winkel over meepraten. En ze is niet de enige in Elst. „Voor mij als ondernemer is het absoluut goed. Ik denk ook dat het doortrekken van de A15 goed is, voor Overbetuwe en voor de mensen in Lingewaard.”
Geboren en getogen in het dorp, gaat Marcelis ooit weg uit Elst? „Nee, ik heb altijd alles hier kunnen vinden. Van winkels en scholen, tot sportclubs. En nog steeds hoor. Ik hoef hier niet weg.”

Angelien Marcelis is geboren op 20 maart 1959 in Elst. Ze heeft een relatie met Paul, 2 kinderen: Lieke en Joost. Angelien Marcelis woont vlak naast haar geboortegrond in de Willemsstraat in Elst en is al dertig jaar eigenaresse van kledingwinkel ’t Ploegje in diezelfde straat.

'Ons leven is nog in Nijmegen’


door Job van der Meer


Doornenburg kent hij van het kasteel en Huissen van de Hema, maar in Angeren of Haalderen is hij eigenlijk nog nooit geweest. Sander van Veggel (45) woont zes jaar in Bemmel en leefde daarvoor tien jaar in Lent. De in Tilburg geboren en in het Brabantse Veghel getogen hulpverlener kwam door zijn studie aan de Kopse Hof in Nijmegen terecht. „Ons sociale leven is nog vooral in die stad”, zegt hij.
Ambulant gezinsbegeleider bij jeugdzorginstelling Entrea, getrouwd met Jeanette en vader van twee kinderen. Van Veggel raakte een beetje bij toeval in Bemmel verzeild. „Met een zoon en nog een kind op komst zochten we gewoon een huis dat bij onze situatie paste. We hebben in heel de regio Nijmegen gekeken. Toch was ik sterk georiënteerd op deze kant van de Waal. Ik vind de rivier en de uiterwaarden zo mooi. Wij werken in Nijmegen. Bemmel was de uiterste rand qua fietsbaarheid.” Nu fietst hij elke ochtend langs de Waal. „Ik word er steeds ingehaald door iedereen. Ik kijk vooral naar de ganzen en zo.”
Ook toen Van Veggel nog in Lent woonde had hij niet veel met het gebied. „Bemmel? Ik heb er een keertje chinees gehaald geloof ik”, zegt hij gekscherend. „Laten we eerlijk wezen, als ik het kon betalen woonde ik graag in Nijmegen- Oost.” Het eerste jaar in Bemmel had hun zoon medische zorg nodig. „We waren veel in het ziekenhuis en hadden weinig tijd om in Bemmel te aarden.”
Pas sinds twee jaar komt hij door de school en clubs van de kinderen een beetje in het sociale leven van het dorp. En dat bevalt hem goed. Hij is gaan badmintonnen in Bemmel. De band met het dorp wordt groter, merkt hij.
„De afgelopen twee jaar zijn we aan het rondkijken voor een groter huis. Dat zoeken we in Bemmel. Je hebt hier toch wel alles. Terug naar Lent hoeven we in ieder geval niet. Daar heb je niet meer het idee dat je in een dorp woont. Toen ik er zestien jaar geleden kwam wonen was dat heel anders. Er was een Spar aan de overkant van de weg en dat was het. Mensen uit Oosterhout en Lent komen nu in Bemmel winkelen vanwege de bereikbaarheid en de goede voorzieningen.”
Over de Betuweroute, een toekomstige A15 en bedrijventerrein Houtakker II vlakbij zijn huis heeft hij zich nog niet echt druk gemaakt. „Misschien zijn we niet betrokken genoeg bij de regio om ons daar druk over te maken. Ik moet het maar eens in de gaten gaan houden, want het heeft natuurlijk wel invloed op de verkoopbaarheid van mijn huis.”
Dat het een aantasting is van het gebied is volgens hem vooral vervelend voor oud-Betuwenaren. „Verstedelijking is niet te stoppen. Als ze het gebied bij de Waal maar met rust laten. Dat gebied is de grootste aantrekkingskracht geweest om hier te blijven wonen.”

Sander van Veggel is geboren op 16 september 1964 in Tilburg, getogen in het Brabantse Veghel. Hij is gehuwd met Jeanette, 2 kinderen: Ties en Marius. Woont in Bemmel en werkt als ambulant gezinsbegeleider bij jeugdzorginstelling Entrea in Weurt.

zaterdag 12 juni 2010

Bouw in de Over-Betuwe maakt de regio krachtig

De Over-Betuwe moet verstedelijken om versnipperde woningbouw in de Stadsregio te voorkomen, zegt Frans Boekema. ‘Een focus aanbrengen is noodzakelijk.’


Ruim een jaar geleden heeft een onafhankelijke adviescommissie een rapport opgesteld over de verstedelijkingsopgave van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, tussen 2010 en 2020. Ik was lid van deze commissie, ook wel de Commissie Bodegraven genoemd.
Het werk maakte mij duidelijk hoezeer tal van maatschappelijke ontwikkelingen bij die verstedelijking een rol (zouden) moeten spelen. Het gaat niet alleen over woningbouw, maar ook over bedrijvigheid en de efficiënte planning van voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg en recreatie, en de aspecten mobiliteit en bereikbaarheid. Kortom, een verstedelijkingsopgave betreft het complexe samenspel van alle denkbare functies die nu eenmaal inherent zijn aan steden en verstedelijkte gebieden en het omringende platteland.
Ons onderzoek bracht niet alleen aan het licht dat Arnhem en Nijmegen nog steeds (te veel) met de ruggen naar elkaar toe staan, maar ook dat de afstemming en coördinatie tussen diverse buurgemeenten op zijn zachtst gezegd te wensen overliet. Een eenvoudige inventarisatie bracht aan het licht dat de realistisch ingeschatte nieuwbouwplannen van de 20 regiogemeenten de vraag in aanzienlijke mate zou overtreffen. Zonder corrigerend en regisserend ingrijpen zouden de plannen tot leegstand en dus kapitaalverlies leiden.
De adviescommissie heeft ook veel aandacht besteed aan de betekenis van de demografische ontwikkelingen die op de regio afkomen. Sommige gemeenten ervaren al bevolkingskrimp vanwege vergrijzing en ontgroening. Met name de grote centrumgemeenten Arnhem en Nijmegen zien nog enkele decennia lang een groei van de bevolking, vanwege de komst van met name studenten en jonge gezinnen (vooral ook (door)starters op de arbeidsmarkt).
Juist het gelijktijdig optreden van diverse soms tegenstrijdige bewegingen bracht de commissie tot de volgende hoofdtitel en subtitel van haar rapport: ‘Het kan nog steeds twee kanten op. Simultane krimp, stabilisatie en groei binnen één regio smeken om regie.’ Inmiddels een jaar verder sta ik nog steeds volledig achter dit advies. Ik merk dat bestuurders en politici steeds beter de boodschap van het advies begrijpen en die proberen te vertalen naar beleid.
Een van de zwaarwegende adviezen is het concentreren van de verstedelijking in het zogeheten middengebied, dus binnen Arnhem, Nijmegen, Overbetuwe en Lingewaard. Om ongebreidelde verstedelijking in de Stadsregio te voorkomen is het aanbrengen van een focus slim en noodzakelijk.
Het middengebied wordt door het doortrekken van de A15 een steeds meer aantrekkelijke locatie voor zowel bedrijven als bewoners. Juist een regionaal-economische visie waarbij wonen en werken in nauwe samenhang worden betrokken biedt hier soelaas. Het is verstandig, verantwoord en noodzakelijk om de beschikbare ruimte van het middengebied adequaat te gebruiken voor de verstedelijkingsopgave waar de Stadsregio Arnhem-Nijmegen voor staat. Daarmee kan immers voorkomen worden dat (grootschalige) woningbouwlocaties versnipperd en niet centraal worden ontwikkeld, waardoor mobiliteitsproblemen optreden en bereikbaarheid tot nieuwe problemen gaat leiden.
De ontwikkeling van het middengebied moet de hoogste prioriteit krijgen. Daardoor is een groter en sterker draagvlak te creëren voor (groot)stedelijke voorzieningen zoals hoger onderwijs en hoogwaardige gezondheidszorg. Als deze aanpak slaagt moet het lukken om de Stadsregio als een bestuurlijk sterke mini-metropool door de (problemen van de) komende decennia te loodsen. Het gaat immers niet alleen om woningbouw, maar ook om economische ontwikkeling, demografische dynamiek en kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen sectoren als zorg, onderwijs en recreatie.
De basis voor deze ontwikkelingen moet nu verankerd worden, willen we in staat zijn om realistische oplossingen te bieden. De komende tien jaar moeten we de spreekwoordelijke heipalen gaan slaan waarop de Stadsregio verder ontwikkeld kan worden. Het middengebied wordt dan de draaischijf van waaruit de toekomstige groei van de Stadsregio gerealiseerd zal gaan worden.
Zo kan de Stadsregio Arnhem-Nijmegen als krachtige en vitale regio een voorbeeldfunctie krijgen voor andere regio’s in ons land. De Stadsregio heeft wat dat betreft een comfortabele voorsprong op veel andere regio’s in ons land die een adequate regionale bestuurslaag moeten missen. Ik ben benieuwd of de Stadsregio in 2020 in de top van efficiënt opgetuigde Nederlandse regio’s figureert.

Frans Boekema is hoogleraar Economische Geografie en (Eu)regionaal Management aan de Radboud Universiteit Nijmegen en Regionale Economie aan de Universiteit van Tilburg

vrijdag 11 juni 2010

Motie tegen Jaap Modder


Jaap Modder, voorzitter van de Stadsregioraad, is zijn boekje te buiten gegaan. Dat stelt Pierre Cuypers, fractievoorzitter van D66 in Lingewaard. Tijdens onderhandelingen met minister Eurlings over doortrekking van de A15 heeft Modder een brug over het Pannerdensch Kanaal niet onbespreekbaar genoemd als een tunnel niet haalbaar blijkt. Dat is in Lingewaard verkeerd gevallen. „Modder heeft de belangen van onze gemeenschap te grabbel gegooid”, meent Cuypers. „Met deze uitspraak heeft hij een groot deel van onze onderhandelingspositie weggegeven.”
Tijdens de raadsvergadering van afgelopen donderdag stelde Cuypers in eerste instantie voor een motie van wantrouwen tegen Modder in te dienen. Cuypers noemde het ‘buitengewoon noodzakelijk’ als gemeente Lingewaard ‘eindelijk het signaal te geven dat we ons niet laten koeioneren’. Een motie van wantrouwen ging een raadsmeerderheid te ver. De motie van afkeuring kreeg steun van een meerderheid.
Ted Rijsemus (VVD) memoreerde dat Modder heeft toegezegd zijn uitspraken toe te lichten voor de gemeenteraad van Lingewaard. Ook PvdA, CDA en Lokaal Belang Lingewaard (LBL) willen die toelichting afwachten. „Deze motie is enorm zwaar aangezet”, vond Johan Sluiter (LBL). „We moeten ons afvragen wat we willen bereiken. Het heeft geen zin nu met modder te gaan gooien.”
Volgens wethouder Frans Schut heeft Modder in de Stadsregioraad aangegeven dat hij niet gelukkig is met zijn uitspraak. Schut ontkent dat Lingewaard zich laat koeioneren. De gemeente zou bovendien brede steun krijgen van de andere gemeenten in de regioraad: „We moeten ons beraden op de vraag wat voor Lingewaard de beste tactiek is. Het gaat erom dat we de A15 krijgen die we willen.”

donderdag 10 juni 2010

Van boeren in de klei, bruggen en babyboomers

De verstedelijking van de Over-Betuwe begint pas echt te spelen als er bruggen over Waal en Rijn worden gebouwd. De bevolking neemt dan fors toe.


Was het de Grift, de trekvaart die in 1609 dwars door de Over-Betuwe tussen Arnhem en Nijmegen werd gegraven, of was het de spoorlijn die in de jaren 1875 tot 1879 werd aangelegd? De tabaksteelt eind zeventiende eeuw of de baksteenindustrie begin negentiende eeuw? Nee, de verstedelijking van het gebied tussen de twee grote Gelderse steden lijkt vooral na de Tweede Wereldoorlog een grote vlucht te hebben genomen.


Het was niet de handel die in de tweede helft van de negentiende eeuw langzaam opkwam dankzij de steeds beter wordende wegen. Het waren de Rijnbrug van 1935, de Waalbrug van 1936, de aanleg van de A325 en de wederopbouw die meer mensen en daarmee meer auto’s naar het gebied brachten. De babyboomers, die in de jaren ’70 een huis zochten, deden daar een schepje bovenop. Het inwonertal van Huissen steeg in die jaren van 9.192 naar ruim 14.000.
Verdwenen groen. Bruggen, snelwegen en heel veel huizen. Dat beeld herkent iedereen als verstedelijking. ‘Het karakter van een stad krijgen’, stelt woordenboek Van Dale. Een stad is grote samenhangende bebouwing, een centrum van winkels waar de economische krachten samenkomen en vanuit gaan. Oud-wethouder van Overbetuwe en historicus Jan Brouwer uit Elst: „Het is het punt waarop de economie van een gebied niet meer draait om de agrarische sector, maar om de industriële of dienstensector in de dorpen of stadjes zelf.”
En juist in de Over-Betuwe is die overgang zo duidelijk zichtbaar. Tot de bruggen gebouwd werden, was er een agrarische samenleving op ‘het eiland’ tussen de rivieren. De bevolking leefde er met het water, ooit in een Biesbosachtig landschap. Men leefde en boerde op de stroomruggen. Gras groeide op de kleiige komgronden. Pas in 1953 kon instromend water door het poldergemaal bij Randwijk goed weggepompt worden. Daarvóór bleef de grond lang nat en moeilijk te bebouwen.

Naast een sterk veranderende samenleving is de bevolkingsgroei in de Over-Betuwe een andere graadmeter van de verstedelijking. Zo verdubbelde het inwonertal van de toenmalige gemeente Bemmel tussen 1890 en 1960, van 5.678 tot 10.976. In de vijftig jaar erna verdubbelde het nog eens. De oude gemeente Heteren had in 1960 nagenoeg evenveel inwoners als in 1890. Van 1960 tot 2010 nam dat aantal toe, van 5.829 tot 10.299.
Het groeiende stadse karakter is zichtbaar in die cijfers. Het aantal inwoners van het gebied verdubbelt na de wederopbouw en het aantal huizen verviervoudigt. Er is sprake van verstedelijking.

Tijdslijn van verstedelijking van de Over-Betuwe




1933 De minister van Waterstaat vindt een streek-luchtvaartterrein voor het gebied Arnhem-Nijmegen van belang. Plan voor het vliegveld bij Elst wordt in 1935 ingediend. Door luchtvaartverliezen en de Tweede Wereldoorlog ketste het plan af.


10 april 1935 opening Rijnbrug bij Arnhem
16 juni 1936 opening Waalbrug bij Nijmegen (Op 23 oktober 1931 werd begonnen met de bouw van de brug)

1939-1946 aanleg A325. 31-10-1946 openstelling Arnhem-Nijmegen met 1 rijbaan, als rijksweg 52

1944-1958 Verwoesting door de Tweede Wereldoorlog en wederopbouw

1953 Arnhem gaat na de in 1936 begonnen Rijnsprong serieus aan de slag met woningbouw in de Over-Betuwe en houdt dit tot heden vol

1968-1979 aanleg A50 en A15 door de Over-Betuwe

1970-1980 Interne verstedelijking
Bouw Zilverkamp in Huissen. Huissens inwonertal groeit aanzienlijk met deze wijk.
Dries en Lootakkers in Gendt
De Huyekamp, De Wuurde en de Zuiling in Elst

1988 Oprichting Knooppunt Arnhem Nijmegen (in 2006 verder als Stadsregio) nadat de steden Arnhem en Nijmegen waren opgenomen als knooppunt in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening.

1993 –heden Plannen voor Park Lingezegen, toen nog Regionaal Landschapspark Over-betuwe

1995-2007 Aanleg Betuweroute, opening op 16 juni 2007

1998 – heden Nijmegen maakt de Waalsprong en annexeert delen van de gemeente Elst (Lent), Bemmel (Ressen) en Valburg (deel Oosterhout).

2002 Plannen voor aanleg Multimodaal Transportcentrum bij Valburg, oplevering voor 2010. Wordt afgeschoten.

2004 Doortrekken A15 van Ressen, door Lingewaard, naar de A12 bij Zevenaar goedgekeurd door Provincie.

2010 Koersnota Stadsregio, met de nieuwe verstedelijkingsplannen.

dinsdag 8 juni 2010

Klein Baal bleek de ideale plek



door Job van der Meer

Veel stadsbewoners zeggen dat ze buiten willen wonen, maar is dat wel zo? Die vraag stelt Noor Hagemeier (43) uit uit Klein Baal, een buurtschap bij Haalderen, zich wel eens. „Als ik zie hoeveel woningen hier leeg staan, dan vraag ik me dat af. Als al die mensen echt hier zouden willen wonen, dan stonden die huizen niet te koop.”
Zes jaar geleden verhuisde ze vanuit Arnhem naar het dorp dat inmiddels bijna aan Bemmel vast is gegroeid, met haar man en drie kinderen. Opgegroeid in Velp kent ze het dorpsleven. En al woonde ze vijftien jaar in Arnhem, een stadsmens is ze niet.
„Ik ken het gevoel om vanuit huis zo de tuin in te lopen om te voetballen. Ik kan de kinderen hier het dorp in sturen. In Arnhem zou ik ze niet alleen de straat uit laten gaan.” Klein Baal bleek de ideale plek. Landelijk wonen wilden ze, maar met het basis- en voortgezet onderwijs, clubs en andere voorzieningen op fietsafstand. Zij analyseert weefsel onder de microscoop in het Nijmeegse Radboudziekenhuis. Haar man werkt als consultant door heel het land. Hij is zo de snelweg op.
„Landelijk wonen op zo’n plek is wat meer mensen willen inderdaad”, zegt ze. „En hoe meer mensen dat willen, hoe minder het kan. En ja, ik woon hier al, dus ik heb makkelijk praten.” Een vluchtige glimlach gaat over haar gezicht. „Het is tegenstrijdig. Als de stadsen naar buiten trekken, wordt buiten stad en staat de stad straks leeg. Mensen kunnen hier nu recreëren, maar dat kan niet meer als er alleen huizen staan.”
De variatie in het landschap bij Hemmen, de Bemmelse uiterwaarden en het open stuk akkerland tussen haar huis op Klein Baal en Angeren. Een schitterend gebied, zegt Hagemeier. Haar mening? „Als er natuur weggaat voor een snelweg of bedrijventerrein, dan komt dat niet meer terug. Als de infrastructuur de hoeveelheid inwoners niet aankan, kun je je afvragen of je meer huizen bouwen moet.” Is huizenbouw of de verlengde A15 dan niet nodig om de economie in de regio op gang te houden? „Het hangt er maar vanaf over welke economie je het hebt”, zegt ze. „Is dat de kolencentrale of het toerisme?”
Hagemeier is in zes jaar trots geworden op het gebied waar ze woont. Dat het er mooi is krijgt ze bevestigd als vrienden op bezoek komen die hier nog niet eerder waren. Het dorpse leven bevalt. „Je krijgt er een ander sociaal beeld van mensen. In de stad ben je een individu, hier kent men je en word je aangesproken. Ik hoop dat mijn kinderen dat meekrijgen.”
Oud wil ze hier dan ook wel worden. Ze lacht. „Als het tenminste niet te veel verstedelijkt.”

Noor Hagemeier is geboren op 8 maart 1967 in Velp. Ze is gehuwd met Wygerjan, heeft 3kinderen: Anniek, Thijmen en Noortje en woont in Klein Baal (Haalderen). Noor Hagemeier werkt als cyto-pathologisch analist bij het Radboudziekenhuis in Nijmegen.
Ze is actief voor GroenLinks.

'Ik vind dat het wel genoeg is'



door Job van der Meer

Geboren en getogen op ’t Zand in Huissen heeft Cor van Dalen in 64 jaar zijn landschap zien veranderen. Waar eerst slechts plukken kleinschalige landbouw waren, is nu elk stukje benut. Het einde van de Tweede Wereldoorlog was het begin van de kaalslag. „Ik herinner me meidoornhagen, een slotenpatroon, hoogstamfruitbomen en rijen knotwilgen. Dat is allemaal verdwenen”, zegt hij.
Als jongen uit een tuindersfamilie haalde hij het in de zomer niet in zijn hoofd door de planten te struinen, maar ’s winters was de akker zijn terrein. „Het veld in”, zegt hij. „Het landschap was moerassig en open. Er meanderden rivieren. Nu kan ik het veld in niet meer. Alles is afgeschermd.”
Toch kan hij bij zichzelf geen gevoel van heimwee ontdekken. Hij struint en zoekt het open landschap op, in de uiterwaarden.
Vlak na de herindeling was Van Dalen wethouder voor het CDA, en daarvoor werktuigbouwkundige bij Philips Semiconductors in Nijmegen. Nu werkt hij zonder politieke kleur als fulltime vrijwilliger bij Stichting Lingewaard Natuurlijk. Trots is hij op de hagen en knotten die de stichting weer heeft aangeplant. Zijn basis is het Dijkmagazijn in Bemmel, waar hij woont, in de gemeente die hij nooit verliet.
„De Betuwe, weet ik van mijn ouders, is ontzettend geïsoleerd geweest. In 1936 kregen we pas bruggen. Mijn kinderen waaierden uit, kregen partners elders in het land. Toen ik jong was, was er maar één trefpunt. De kermis. De hechte gemeenschap van toen is er absoluut niet meer, maar het sociale dorpse karakter is er nog, vooral in de dorpen die evenwichtig zijn gegroeid, zoals Bemmel.”
Hij hoorde bij de babyboomgeneratie die in de jaren ’70 op woningjacht ging. Dukenburg en Wijchen groeiden, de Over-Betuwse gemeenten daarentegen speelden niet op de vraag in. Velen trokken weg. „We zijn er gaan kijken, maar ik moest er niet aan denken daar te gaan wonen”, zegt hij. „En in de jaren ’80 was er geen visie. Er waren andere dingen belangrijk. De eigen mensen moesten wonen. Ik kreeg als wethouder veel te maken met mensen die de openheid voor hun deur zagen verdwijnen. ‘Jij woont nu, maar een ander wil ook wonen’, zei ik dan.”
Even is hij stil. „Het heeft een ontzettende impact gehad in ons Batouwe, zoals we dat zeggen. De vinexlocaties in Nijmegen-Noord en Arnhem-Zuid, de A325 en A15, de glastuinbouw en de Betuweroute. Het slibt dicht, het open gebied verdwijnt. Al heeft de verstedelijking ook zijn zegeningen gebracht. Het bracht werkgelegenheid en haalde armoede weg. Hoe dan ook vind ik dat het nu wel genoeg is, voor landschap en leefbaarheid. Hoewel Lingewaard wel voor de eigen bevolking moet blijven bouwen, zit de grote behoefte meer in Arnhem en Nijmegen. Zij moeten de hoogte maar in gaan bouwen.”

Cor van Dalen is geboren op 31 juli 1945 in Huissen. Hij is gehuwd met Rietje, heeft 2 kinderen: Jos en Katja en woont in Bemmel. Van Dalen was werktuigbouwkundige en proces engineer bij Philips Semiconductors in Nijmegen, deeltijd wethouder Bemmel van 1982-’86, voltijds in Lingewaard van 2001-’06.

maandag 7 juni 2010

Zes op de zeven: ‘A15 moet’


Zes op de zeven mensen in Gelderland en Overijssel vindt dat er geïnvesteerd moet worden in het doortrekken van de A15 en in de A1 tussen Apeldoorn en Twente. Dat blijkt uit een onderzoek van Maurice de Hond in opdracht van ondernemersorganisaties VNO-NCW Midden, MKB Midden, Bouwend Nederland en vervoersorganisaties TLN en EVO. De organisaties zijn blij dat de inwoners van Oost-Nederland de behoefte van het bedrijfsleven aan die investering onderschrijven en roepen de politiek rekening te houden met dit gegeven.
Demissionair CDA-minister Jan Kees de Jager van Financiën lijkt aan die oproep meteen gehoor te geven. Hij zei onlangs tijdens een werkbezoek aan Duiven dat de discussie over een brug of een tunnel niet bepalend mag zijn bij de keuze voor het wel of niet doortrekken van de A15. „De doortrekking van deze belangrijke verkeersader is van landelijk belang. Daar zou genoeg geld voor beschikbaar moeten zijn.” De Jager was in Duiven op uitnodiging van de Liemerse ondernemersassociatie Lindus.

zaterdag 5 juni 2010

Het is tijd de Stadsregio op te heffen




Stedelijke bulldozers hebben het gezicht en de identiteit van de Over-Betuwe zwaar geschonden, vindt Jan Brouwer. Het is tijd de verstedelijking te stoppen.

Het College van Bestuur van de Stadsregio Arnhem Nijmegen wil doorgaan met verstedelijken. Tot 2020 met woningbouw in Waalsprong, Schuytgraaf en Westeraam. Na 2020 aanvullend verstedelijken in de Over-Betuwe (gemeenten Overbetuwe en Lingewaard) of in Zevenaar-Oost en Wychen-West. Het gaat om 24.000 woningen, waarvan 6.000 binnen Arnhem en Nijmegen en 18.000 als stedelijke uitbreiding met bijzondere bebouwing en infrastructuur.

Sinds omstreeks 1995 legt de Stadsregio Arnhem Nijmegen het accent eenzijdig op oplossen van (groot)stedelijke problematiek. Kennelijk met weinig succes. De Stadsregio zoekt ook al vijftien jaar de oplossing in de Over-Betuwe. Ze heeft nog steeds geen oog voor de hele regio en waardevol cultuurlandschap in de regio.

Landschappelijk gebied is blijkbaar niemandsland, ‘verrommeld’ gebied met oude boerderijtjes en kassen dat verstedelijkt moet worden. De stadsregio noemt de Over-Betuwe denigrerend ‘middengebied’ waar geen samenhangende ontwikkeling is en waar Arnhem en Nijmegen als ruimtelijke eenheid moeten optreden. Het zal je maar overkomen.

‘Het doel is het middengebied door te ontwikkelen tot een compleet volwaardig stedelijk gebied inclusief onderwijs, zorg- en werkfuncties’, aldus de stadsregio. ‘In dit perspectief krijgt het middengebied steeds meer een eigen gezicht, een herkenbare identiteit binnen de stadsregio’. Toegevoegde waarde voor de steden, kwaliteit, bereikbaarheid, regionale ontsluiting en aantrekkelijkheid van het landschap laten er te wensen over. De Over-Betuwe heeft geen eigen gezicht en herkenbare identiteit binnen de stadsregio. Conclusie: weg Over-Betuwe! Grove schande, zulke uitlatingen van het Stadsregiobestuur!

Wie laat nou twee steden een riviersprong maken in hetzelfde gebied. Steden die de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het landschap aantasten en geen enkele belangstelling hebben voor de ruimtelijke kwaliteit van het Over-Betuwse cultuurlandschap en landschapsschoon.

Het zogenoemde middengebied is een rivierengebied en heet sinds 1327 Over-Betuwe. Een groot deel hiervan is door Arnhem en Nijmegen vernield. Stedelijke bulldozers hebben het gezicht en de identiteit van de Over-Betuwe zwaar geschonden.

De Stadsregio Arnhem Nijmegen moet dus niet zeuren over verminderde ruimtelijke kwaliteit van het waardevolle en fraaie cultuurlandschap van de Over-Betuwe. De Over-Betuwe spreekt toch ook niet over falend stadsregiobestuur, al is het wel hoog tijd de stadsregio als verlengstuk van de steden Arnhem en Nijmegen op te heffen.

Op korte termijn wordt vooral Ressen bedreigd door verstedelijking. Ook doortrekking van de A15 vormt een grote bedreiging voor de Over-Betuwe. Die is immers gekoppeld aan verstedelijken van het gebied.

Het stadsregiobestuur wil de stadsregio ondergeschikt maken aan de steden, ook al houden die zich niet aan beloften en afspraken. Hoofdvoorwaarde voor overdracht van een deel van Oosterhout aan Nijmegen was behoud van een groene bufferzone tussen de Groenestraat en de Verloren Zeeg. Die is nu bebouwd.

Arnhem beloofde in 1971 dat de zuidgrens langs Rijkerswoerdse straat en De Laar de definitieve afsluiting zou zijn van stadsuitbreiding ten zuiden van de Rijn. De bebouwingsgrens zou circa 400 meter ten noorden van die zuidgrens komen te liggen.

Arnhem bouwt in Schuytgraaf buiten de vastgestelde bebouwingsgrens op gronden met de bestemming groen en/of water. Dat vereist een landschappelijke inrichting.

Nijmegen meldt op grote borden ‘De Waalsprong maakt Nijmegen compleet’. Een complete stad hoeft er niets bij. Na de zware aantasting van Over-Betuws landschapsschoon is nu de beurt aan aantasting van natuurschoon. Arnhem kan ten noorden van de Rijn naar drie kanten uitbreiden. Nijmegen kan dit ten zuiden van de Waal ook.

De Over-Betuwe heeft sinds 1935 haar aandeel aan regionale ontwikkeling ruimschoots geleverd. De grens is al overschreden. Ten koste van veel landschapsschoon en een geschonden gezicht en identiteit!

Veelzeggend is dat het stadsregiobestuur het woord ‘compensatie’ voor verstedelijken van de Over-Betuwe niet gebruikt. De Over-Betuwe zou de verstedelijkingsvoorstellen resoluut en volstrekt van de hand moeten wijzen.

Jan Brouwer is historicus en oud-wethouder van de gemeente Overbetuwe. Hij zet zich in voor behoud van het Over-Betuwse landschap.

Van de redactie


Debat

Verstedelijking. Het woord valt de laatste tijd vaak, ook in onze kolommen. Daarom starten we vandaag in de editie Betuwe van De Gelderlander met een serie artikelen over die verstedelijking. We kijken uiteraard naar hoe het zo kwam en naar wat het betekent voor de inwoners van de gemeenten Lingewaard en Overbetuwe. Arnhem en Nijmegen zijn niet meer weg te denken uit het gebied. Daarom nemen ook de Gelderlanderedities Arnhem en Nijmegen de nodige artikelen die de komende week op onze pagina’s zullen verschijnen, mee voor hun lezers.

Een rondtocht langs grootstedelijke projecten als de Betuweroute en Schuytgraaf bracht ons bij mensen die er direct door getroffen zijn. In de rubriek In de achtertuin die u maandag op onze pagina’s treft vertellen zij hun verhaal. Op dinsdag leest u van oud-Betuwenaren, hier geboren en getogen, die vertellen over het landschap dat is en was. En we tekenden de verhalen op van nieuwkomers.

Voor het grote artikel op de vrijdag zullen de wethouders van Arnhem, Nijmegen, Overbetuwe en Lingewaard samen met Stadsregiovoorzitter Jaap Modder aanschuiven aan onze tafel om met elkaar te discussiëren over de verstedelijking van wat in politieke termen het ‘middengebied’ heet. Er komt visie voorbij, van stuidenten van de Arnhemse Academie voor Bouwkunst. Op de zaterdag tenslotte trakteren we u op opinie-artikelen van onder andere oud-wethouder van Nijmegen Paul Depla. Oud-wethouder van Overbetuwe en historicus Jan Brouwer trapt vandaag de serie af.

Als afsluiter van de serie artikelen organiseren we op woensdag 7 juli een debat, in het Wapen van Elst. Ook daar schuift Jaap Modder aan, en oud-wethouder van Arnhem Sander van Bodegraven. Lingewaarder Pierre Cuypers heeft ook toegezegd er te zijn. Ze debatteren met elkaar en met het publiek. En u bent uitgenodigd daar bij aanwezig zijn. U moet zich daar wel even voor aanmelden bij ons.

En u mag natuurlijk reageren en ons voeden, door ons te e-mailen of te bellen. U kunt meepraten op onze speciale blog, waar veel van de artikelen te vinden zullen zijn. En wilt u ook uw verhaal kwijt, laat het ons dan even weten.

redactie.elst@gelderlander.nl

vrijdag 4 juni 2010

Ingezonden brief (A15)


Risico A15
Het niet aanleggen van de A15 brengt grote risico’s mee voor de woningbouw in de vier gemeenten in het middengebied’, stelt voorzitter van de Stadsregio Jaap Modder in De Gelderlander van zaterdag 29 mei. Daar staat tegenover dat het wel aanleggen van de A15 grote risico’s meebrengt voor de mensen die al in het gebied van de beoogde doortrekking wonen.
Alle ogen zijn gericht op de minister en op de provincie, en de vraag is wie er met geld over de brug komt voor de aanleg van een tunnel!
De A15 bestaat echter niet alleen uit de kruising met het Pannerdensch kanaal. De wegdelen daarvoor en daarna moeten ook op verantwoorde wijze ingepast worden. Duiven en Zevenaar hebben in hun Gebiedsvisie keiharde voorwaarden aan de doortrekking gesteld. Als de A15 wordt doorgetrokken met een tunnel onder het kanaal moeten de bewoners maar hopen dat er nog geld over is voor die verantwoorde inpassing langs de bestaande bebouwing.

Francis Bax,
secretaris Stichting
Argus A15