de Gelderlander Feeds - Betuwe

vrijdag 9 juli 2010

Schuytgraaf wil Park Lingezegen met extra huizen juist vergroten


Schuytgraaf moet 140 woningen van het oorspronkelijk begrote aantal van het stadsdeel bouwen op een strook grond in het zuiden die eigenlijk groen zou blijven. Park Lingezegen wordt daardoor niet kleiner, maar juist groter, is de boodschap.In het bindende advies dat een ‘intergemeentelijke werkgroep’ met vertegenwoordigers van Arnhem en Overbetuwe deze week bekend maakte, gaan de ‘groene vingers’ van De Park (het deel van Lingezegen dat grenst aan Schuytgraaf) ver de wijk in.Van de tien hectare die Arnhem (aanvankelijk tot woede van de gemeente Overbetuwe) extra nodig heeft, zal maximaal een kwart worden bebouwd. De woningen die er komen, zullen in het groen liggen. In een bosje, of boomgaard.Op de informatieavond die gisteravond aan de huidige zuidrand van Schuytgraaf (namelijk in De Buitenplaats) werd gehouden, bleek dat de Betuwse buren nog altijd niet gelukkig zijn met het ‘landjepik’ van Arnhem.„Ze doen hier hetzelfde als indertijd met Het Duifje en later Rijkerswoerd. Beloofde groenstroken worden volgebouwd”, aldus een Elstenaar. Maar ook bewoners van Schuytgraaf mopperen. „Er zou achter mijn huis niet worden gebouwd. Dat is toegezegd.”Dit keer was Overbetuwe eerder geïnformeerd dan Arnhem. Woensdag boog een raadscommissie in Elst zich al over het voorstel. Ondanks het nodige gemor, was de overheersende gedachte: we komen er samen wel uit. Ondertussen koerst Arnhem af op een bestemmingsplan. Dat zal in september worden gepubliceerd. Volgend voorjaar moet het zijn vastgesteld. „Maar”, zei Schuytgraafsupervisor Rob van der Velden: „Misschien worden die zuidelijke velden wel helemaal nooit bebouwd.”

donderdag 8 juli 2010

Kies voor kwaliteit groen


foto: Erik van 't Hullenaar


Bouwen of niet bouwen tussen Arnhem en Nijmegen. Dat was de kwestie gisteravond tijdens het Gelderlanderdebat in Het Wapen van Elst. Louis Dolmans van Lingewaard Natuurlijk stal de show. „Park Lingezegen is een ecologische woestenij."


door Marc van Onna

Gebouwd is er volop in de Betuwe maar de woonomgeving moet ook mooi zijn. Er is nog niks geïnvesteerd in kwaliteit van groen, Park Lingezegen is een intensief landbouwgebied en bestaat enkel op papier. Dat betoogde Louis Dolmans van stichting Lingewaard Natuurlijk gisteravond tijdens het drukbezochte Gelderlanderdebat in Het Wapen van Elst, gepresenteerd door verslaggever Rob Jaspers. Thema was daar verstedelijking, kans of bedreiging?Lingewaards raadslid Pierre Cuypers (D66) ging de strijd aan met Sander van Bodegraven. De laatste is oud-wethouder van Arnhem en voorzitter van de commissie die adviseerde te bouwen tussen Arnhem en Nijmegen. Cuypers is al dat bouwen een gruwel. Economische motieven voeren teveel de boventoon ten koste van groen. Bodegraven vindt dat bouwen moet, omdat werkloosheid oploopt en er wachtlijsten zijn voor een woning.Dolmans vond dat de twee teveel over aantallen huizen en hectares spraken. „Terwijl Lingezegen een ecologische woestenij is. Groen heeft er geen natuurwaarde.”Hij pleitte ervoor om boeren in het park landbouw te laten bedrijven en om hen natuur te laten maken en te beheren. Ook de discussie tussen stadsregiobestuurder Frank van Rooijen en Jan Coopmans, de man die ooit met actiegroep De Groene Long de Waalsprong vertraagde, ging volgens Dolmans te weinig over kwaliteit van groen.Van Rooijen zei dat de angst die driekwart van de ondervraagden in een Gelderlander-onderzoek zegt te hebben voor verstedelijking ongegrond is. De steden overspoelen de Betuwe niet, er wordt vooral gebouwd in bestaande plannen als Waalsprong, Schuytgraaf en Westeraam. „Volplempen met huizen is niet aan de orde.”Van Rooijen ziet veel in de droom die een student van kunstopleiding Artez tussendoor presenteerde. Daarin wordt gebouwd binnen dorpen en steden en is het buitengebied een economische motor doordat het groen toeristen trekt.Oud-Gelders gedeputeerde Ton Doesburg, die aan de basis stond van de Waalsprong, zei aan het slot dat nog altijd dezelfde ‘waardeloze argumenten’ worden gebruikt tegen bouwen. „Accepteer dat de Betuwe stedelijk gebied is.”

zaterdag 3 juli 2010

Commentaar

Ruim 76 procent van de Gelderlanderlezers in Lingewaard en Overbetuwe is tegen verstedelijking van hun gebied. Eenzelfde percentage vindt dat ze niet gehoord wordt als er besluiten vallen over verstedelijkingsprojecten. Dat blijkt uit opinie-onderzoek dat deze krant de afgelopen weken liet doen.
In diezelfde weken ging de redactie van De Gelderlander bij mensen in de Over-Betuwe op de koffie, om hen te spreken over het volbouwen van hun gebied en de gevolgen daarvan. Sommigen verliezen hun huis voor een snelweg of moeten hun achtertuin opgeven voor steen of beton.
De Stadsregio Arnhem Nijmegen wil in de komende dertig jaar nog eens bijna 50.000 woningen bouwen. Het lijstje van stadsregiovoorzitter Jaap Modder is: eerst in de steden, dan tussen de rivieren en daarna pas bij Wijchen, Beuningen, Zevenaar of Duiven: de zogenoemde flanken van de Stadsregio. Zijn lijstje is gebaseerd op cijfers –met name van de economische groei– en uitgewerkt achter de tekentafel.
De interviews die de redactie de afgelopen weken hield bevestigen de uitkomst van het opinie-onderzoek. Het is wel genoeg zo met de verstedelijking, vindt menig Over-Betuwenaar. Het onderzoek leert ons bovendien dat zij niet alleen staan in die mening. Ook ondervraagde inwoners van Arnhem en Nijmegen zijn niet enthousiast over verstening van het Betuwse landschap. Bouw maar in al verstedelijkt gebied of op die flanken, zeggen zij.
De stadsregiobewoners hebben duidelijk andere prioriteiten. Het bestuur van de Stadsregio zou er alleen daarom al goed aan doen eens bij hen op de koffie te gaan, en te luisteren naar de verhalen achter de cijfers.

Stadsregio kan beroemd worden om groene hart


Voor economische groei is ruimte nodig, maar dat kan op andere plekken dan in het gebied tussen Arnhem en Nijmegen, betoogt Erwin van der Krabben.


De Stadsregio Arnhem-Nijmegen heeft onlangs een Koersnota Verstedelijking 2010-2040 opgesteld. Waar moeten nieuwe woningen gebouwd worden, waar zijn bedrijventerreinen nodig en waar moet er geïnvesteerd worden in openbaar vervoer en infrastructuur? De optie die voorligt is om het middengebied tussen Arnhem en Nijmegen verder ‘vol te bouwen’.
Alles bij elkaar komen er in de periode 2010 - 2040 nog zo’n 50.000 woningen bij. Het overgrote deel daarvan komt in het middengebied terecht, zo voorziet de Stadsregio. Behalve ruimte voor wonen is er ook ruimte voor economische groei nodig. De koersnota stelt dat die ruimte vooral gevonden moet worden in de centrale ruimtelijk-economische ontwikkelingsas in de regio, tussen Zevenaar, Arnhem, Nijmegen en Wijchen. Dat zou kunnen betekenen dat het middengebied tussen Arnhem en Nijmegen nog verder wordt volgebouwd met bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelvoorzieningen. Is dat verstandig? Ik denk het niet.
Het is waar, je hebt nu eenmaal ruimte nodig voor economische groei, maar ik denk dat dat op andere plekken kan, dan in de Koersnota staat beschreven.
Als planoloog praat ik wel eens met buitenlandse collega’s over de wijze waarop elk land om gaat met verstedelijking. Ons gezamenlijke streven, als planologen, is om de open ruimte zoveel mogelijk te beschermen en in of dichtbij bestaand stedelijk gebied te bouwen. In de rest van de wereld staat ons land onder mijn collega’s bekend als het land waar we daar misschien wel het beste in geslaagd zijn. Ik word nog net niet toegejuicht op buitenlandse congressen, maar men denkt van ons te kunnen leren.
Als u deze zomer richting Frankrijk rijdt moet u maar eens opletten, zodra u in België bent. U treft daar een ander stedelijk landschap aan. Daar houdt de verstedelijking nooit op en bouwt men altijd maar door.
Ik probeer mijn buitenlandse collega’s wel uit hun droom over Nederland te halen. Op woningbouwgebied zijn we er inderdaad in geslaagd redelijk compact te bouwen, dichtbij de steden. De Vinex-locaties zijn daar een voorbeeld van. Maar het beleid van gemeenten voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen heeft daar decennia lang haaks op gestaan. Het is haast schandelijk om te zien hoe we aan de randen van de steden en in de verre omtrek de ruimte veel te gemakkelijk hebben ‘weggegeven’ voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen.
Het is verstandig om nu al na te denken over de verdere ruimtelijke ontwikkeling van de Stadsregio tot 2040. Het is nu dan ook het moment om te voorkomen dat de ontwikkelingsas Zevenaar-Arnhem-Nijmegen in de toekomst één aaneengesloten economische zone wordt.
Als straks de doortrekking van de A15 een feit is, dan kan ik u verzekeren dat het knooppunt Ressen en het nieuwe knooppunt waar de A15 aantakt op de A12 zeer interessante ontwikkellocaties worden. Niet alleen logistieke bedrijven zullen het een aantrekkelijke vestigingsplaats vinden, maar projectontwikkelaars zullen er ook graag kantoren bouwen of nieuwe winkellocaties.
Ik denk dat we - meer nog dan de Koersnota voorstelt - moeten kiezen voor de moeilijke weg. Knap bestaande bedrijventerreinen op en zorg dat je daar meer bedrijvigheid kunt opvangen en zoek naar ruimte in de stadscentra van Arnhem en Nijmegen voor kantoren en winkels.
En er is nog een andere optie. De Koersnota gaat uit van gescheiden woongebieden en werkgebieden. Zo hebben we de laatste vijftig jaar in Nederland gebouwd, vanwege de overlast van die bedrijven. Maar veel van die bedrijven hebben nu een hele andere bedrijfsvoering en veroorzaken geen overlast meer. Dat betekent dat we weer terugkunnen naar gemengde woon-werkgebieden. En juist daar kunnen we nog veel ruimtewinst boeken: er zijn dan minder bedrijventerreinen nodig en we krijgen veel levendiger nieuwe woonwijken.
Het Groene Hart in de Randstad is ook zo’n internationaal vermaard voorbeeld waar ik mee ‘scoor’ bij mijn buitenlandse collega’s. Het zou mooi zijn als de Stadsregio in 2040 ook internationaal beroemd is om haar ‘groene hart’.

Erwin van der Krabben is Universitair Hoofddocent Planologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

vrijdag 2 juli 2010

Driekwart: te weinig betrokken bij besluit


Besluiten over verstedelijking worden over het hoofd van de inwoners van de Over-Betuwe genomen. Ruim driekwart is tegen verstedelijking. ‘De stadsregio moet buiten de steden inzetten op rust, ruimte, natuur en recreatie’, zeggen zij.


Ruim 76 procent van de door De Gelderlander in een opinie-onderzoek ondervraagde inwoners van Overbetuwe en Lingewaard vindt dat ze niet voldoende worden betrokken bij besluitvorming over de verstedelijking in hun gebied. Slechts 6 procent vindt dat de instanties die over de verstedelijking gaan, dit goed aanpakken, al moet gezegd dat ruim de helft van de ondervraagden daarover geen mening heeft.
Dat inwoners van het gebied het gevoel hebben geen inspraak te hebben in het proces van verstedelijking dat het gebied al een halve eeuw stevig in de greep heeft, wordt nog eens onderstreept door het grote aantal dat tegen die verstedelijking is, namelijk ook ruim 76 procent. Dat is een gemiddelde. Mensen die langer in het gebied wonen, zijn vaker tegen. 85 procent van alle ondervraagden is bijzonder in het onderwerp geïnteresseerd.


De cijfers komen uit een opinie- onderzoek dat onderzoeksbureau MWM2 in opdracht van De Gelderlander deed onder haar vaste abonnees. Het bureau vroeg 1.370 lezers in Arnhem, Nijmegen, de Over-Betuwe, Liemers en Wijchen en Beuningen van 18 jaar en ouder naar hun kijk op de verstedelijking in deze regio’s. Een representatieve steekproef. Zeker in de Betuwe, waar De Gelderlander bij 35 procent van de huishoudens op de deurmat valt.
Opvallend in de uitkomst is dat de stedeling uit Arnhem en Nijmegen veel minder onverschillig staat tegenover de verstening van Lingewaard en Overbetuwe, dan tegenover grootschalige bouw in Wijchen, Beuningen of Duiven en Zevenaar. Is in Arnhem ongeveer een derde tegen verstedelijking van de Liemers, ruim tweederde vindt dat voor de Over-Betuwe niet gewenst. Vindt 38 procent van de Nijmegenaren dat er in Wijchen of Beuningen niet te veel gebouwd mag worden, ruim 57 procent ziet dat liever niet in het gebied over de Waal.


De uitkomst van het onderzoek staat haaks op de ontwikkelingen. Het gebied tussen Arnhem en Nijmegen kent de laatste jaren veel extra woningbouw, met vinexlocaties Schuytgraaf (Arnhem), Westeraam (Elst) en de Waalsprong (Nijmegen). Vorig jaar nog bepleitte de Commissie Bodegraven ook voor de komende jaren grootschalige woningbouw in het gebied tussen Arnhem en Nijmegen om de economie van de stadsregio te versterken. Wie het de Stadsregio-inwoner vraagt, krijgt als antwoord: ‘Niet doen!’
Uit de enquête bleek verder dat 85 procent van de Over-Betuwenaren, Arnhemmers en Nijmegenaren vindt dat er vooral gebouwd moet worden in al verstedelijkt gebied. De stadsregio moet buiten de steden inzetten op rust, ruimte, natuur en recreatie, zeggen zij.

dinsdag 29 juni 2010

Graag een beetje leven in de brouwerij


door Job van der Meer

Je kan hier een kanon afschieten. Dat was de indruk die Dineke Pronk had van Dodewaard, toen ze ruim 33 jaar geleden op een zondag voor het eerst in het dorp kwam kijken. Net getrouwd met Frans. Hij kon er een baan krijgen op de basisschool. Werk lag in die tijd niet voor het oprapen, dus weigeren zat er niet in.
Pronk, geboren en getogen in Dordrecht, is een echt stadsmens. „Er was niets in Dodewaard. Ik zei tegen Frans: we doen dit voor een paar jaar. Het werden er 33. Na een paar jaar werd onze zoon Maarten geboren, dan zie je de voordelen van een dorp. Frans had het erg naar zijn zin op die school. Ja, dan denk je toch: ‘de rest moet je zelf doen’.”
Sinds een half jaar wonen ze in Andelst. Daar stond een prachtig huis te koop. Haar man is inmiddels directeur van nog steeds dezelfde basisschool in Dodewaard. En hoewel ze heerlijk woont, zal Pronk nooit een dorpsmens worden. Wat leven in de brouwerij. Daar houdt ze wel van.

Verknocht aan de Betuwse dorpen is ze niet. „In Dodewaard kan je nog steeds een kanon afschieten en het winkelbestand is ook nog eens achteruit gegaan. De bakker is weg, en de slager.”
Huizen bouwen om de voorzieningen op peil te houden, dat vindt ze wel nodig. Niet alleen omdat zij er zelf graag meer winkels ziet, maar ook voor oudere mensen. „Dat alle banken in de dorpjes sluiten bijvoorbeeld. Ouderen moeten nu vaak iemand inschakelen om mee geld te gaan halen. Dat is niet goed.”
Maar bouwen moet niet ten koste gaan van het dorpse karakter. „Dat aan elkaar geplakte van de Waalsprong is zonde. Hier in Andelst of in Dodewaard verstedelijkt het niet zo”, zegt ze, „maar heel veel uitstraling hebben de dorpen ook niet. Als je op vakantie gaat en een dorpje inrijdt, dan verwacht je iets gezelligs. Een kerkje, een winkeltje. Je hebt hier niets.”
Echt snappen dat mensen in een dorp blijven wonen, doet ze dan ook niet. „Dat komt misschien omdat wij veel mensen in heel Nederland kennen. We reizen veel. Als ik even 80 kilometer verderop bij mijn vader op bezoek ga, dan kijken mensen hier daar soms raar van op.” De gezellige drukte zoekt ze nu een keer per week in Wageningen. Met de fiets lekker naar de markt. Arnhem, Nijmegen, ze gaat er heen.
Zelf werkt ze in de PK Runningshop in Dodewaard. „Maar als ik morgen een baan kan krijgen in Amersfoort, en een leuk huis, dan ben ik weg hoor”, zegt ze. „Ze kunnen me volgende week zo op de Maasboulevard laten wonen. Die drukte, heerlijk vind ik dat. Maar ik heb hier dan ook geen familie. Wel vrienden, maar daarvoor blijf ik echt hier niet wonen. Die kom ik dan wel gewoon lekker opzoeken.”

Dineke Pronk is geboren op 23 juni 1955, in Dordrecht. Ze is gehuwd met Frans en heeft twee kinderen: Maarten en Marieke. Dineke werkt als teamleider bij de PK Runningshop in Dodewaard. Frans is basisschooldirecteur in Dodewaard.

Herveld-Andelst is niet stil blijven staan


door Job van der Meer

Eén grote gemeente tussen Arnhem en Nijmegen. Dat lijkt Remie Vermeulen prima. Dan is er tenminste aandacht voor het platteland. Op zijn boerderij in Herveld- Andelst heeft hij rundvee en varkens. Hoewel de verstedelijking vooral aan de andere kant van de A50 plaatsvindt, gaat die niet onopgemerkt aan hem voorbij.
Geboren in Herveld verhuisde hij op éénjarige leeftijd met zijn ouders naar de Maria-Hoeve aan de Meeuwerdensestraat, een eindje buiten het dorp. Hij zat nog op de lagere school toen de A15 er precies tussendoor werd gelegd. De binding met het dorp werd er niet minder om. Ook de komst van de Betuweroute dertig jaar later, hij had het boerenbedrijf allang en breed overgenomen, veranderde dat niet. Zetten kwam iets meer in beeld voor de boodschappen, maar vooral ook omdat de kinderen daar naar het voortgezet onderwijs gingen.

„Nee, het is hier net buiten de steden heel rustig landelijk wonen, en we liggen heel centraal in Nederland en overal dichtbij”, zegt Vermeulen. „Een concert in het GelreDome, de binnensteden, met een uur ben je in Amsterdam. En de bouw heeft in Herveld-Andelst bovendien gezorgd voor een mooi centrum. Het was net genoeg om de ondernemers er te houden. Het dorp is groter geworden en is niet stil blijven staan.”
Er moet wel aan getrokken worden, weet hij. Makkelijk is het niet. Inwoners moeten lokale ondernemers steunen en een goed verenigingsleven vraagt actieve mensen. Maar in Herveld-Andelst lukt dat. Vermeulen praat erover met een twinkeling in zijn ogen.
Voor de bedrijfsvoering echter baart de oprukkende stad hem wel wat zorgen. „Met de veehouderij merk ik wel dat het verstedelijkend gebied grond vraagt”, zegt hij. „In Park Lingezegen moeten boeren wijken voor de natuur. Dat is hier niet zo, maar omdat het zo dichtbij is, gaan ook hier de grondprijzen omhoog. En het is vruchtbare grond. Als je je bedrijf op peil wilt houden moet je grond aankopen of mest af gaan zetten. Duurdere grond zet de bedrijfsvoering onder druk.”
Hij hoort links en rechts dat projectontwikkelaars bij collega’s langskomen om grond op te kopen. Zijn ervaring is dat het dan maar beter is om te gaan onderhandelen. „Je kunt tegen zijn, maar dan gaan ze uiteindelijk onteigenen, en daar word je vaak niet beter van.”
Verhuizen en in het noorden gaan boeren? Vermeulen denkt er even over na. „Het kan, maar als je hier geboren en getogen bent... Het is wel je thuis.”
Het dwingt hem wel om na te denken over de toekomst. „Je maakt soms keuzes op financiële grond terwijl je gevoel iets anders zegt”, zegt hij. „Je weet dat het bedrijf rendabel en verkoopbaar moet blijven, ook over vijftien jaar.”

Remie Vermeulen is geboren op 26 januari 1959, in Herveld. Hij is gehuwd met Margot en heeft drie kinderen: Roy, Joyce en Yentl. Hij Boert als agrarisch ondernemer in Herveld. Margot runt haar schoonheidssalon aan huis.