
Ruim een jaar geleden heeft een onafhankelijke adviescommissie een rapport opgesteld over de verstedelijkingsopgave van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, tussen 2010 en 2020. Ik was lid van deze commissie, ook wel de
Het werk maakte mij duidelijk hoezeer tal van maatschappelijke ontwikkelingen bij die verstedelijking een rol (zouden) moeten spelen. Het gaat niet alleen over woningbouw, maar ook over bedrijvigheid en de efficiënte planning van voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg en recreatie, en de aspecten mobiliteit en bereikbaarheid. Kortom, een verstedelijkingsopgave betreft het complexe samenspel van alle denkbare functies die nu eenmaal inherent zijn aan steden en verstedelijkte gebieden en het omringende platteland.
Ons onderzoek bracht niet alleen aan het licht dat Arnhem en Nijmegen nog steeds (te veel) met de ruggen naar elkaar toe staan, maar ook dat de afstemming en coördinatie tussen diverse buurgemeenten op zijn zachtst gezegd te wensen overliet. Een eenvoudige inventarisatie bracht aan het licht dat de realistisch ingeschatte nieuwbouwplannen van de 20 regiogemeenten de vraag in aanzienlijke mate zou overtreffen. Zonder corrigerend en regisserend ingrijpen zouden de plannen tot leegstand en dus kapitaalverlies leiden.
De adviescommissie heeft ook veel aandacht besteed aan de betekenis van de demografische ontwikkelingen die op de regio afkomen. Sommige gemeenten ervaren al bevolkingskrimp vanwege vergrijzing en ontgroening. Met name de grote centrumgemeenten Arnhem en Nijmegen zien nog enkele decennia lang een groei van de bevolking, vanwege de komst van met name studenten en jonge gezinnen (vooral ook (door)starters op de arbeidsmarkt).
Juist het gelijktijdig optreden van diverse soms tegenstrijdige bewegingen bracht de commissie tot de volgende hoofdtitel en subtitel van haar rapport: ‘Het kan nog steeds twee kanten op. Simultane krimp, stabilisatie en groei binnen één regio smeken om regie.’ Inmiddels een jaar verder sta ik nog steeds volledig achter dit advies. Ik merk dat bestuurders en politici steeds beter de boodschap van het advies begrijpen en die proberen te vertalen naar beleid.
Een van de zwaarwegende adviezen is het concentreren van de verstedelijking in het zogeheten middengebied, dus binnen Arnhem, Nijmegen, Overbetuwe en Lingewaard. Om ongebreidelde verstedelijking in de Stadsregio te voorkomen is het aanbrengen van een focus slim en noodzakelijk.
Het middengebied wordt door het doortrekken van de A15 een steeds meer aantrekkelijke locatie voor zowel bedrijven als bewoners. Juist een regionaal-economische visie waarbij wonen en werken in nauwe samenhang worden betrokken biedt hier soelaas. Het is verstandig, verantwoord en noodzakelijk om de beschikbare ruimte van het middengebied adequaat te gebruiken voor de verstedelijkingsopgave waar de Stadsregio Arnhem-Nijmegen voor staat. Daarmee kan immers voorkomen worden dat (grootschalige) woningbouwlocaties versnipperd en niet centraal worden ontwikkeld, waardoor mobiliteitsproblemen optreden en bereikbaarheid tot nieuwe problemen gaat leiden.
De ontwikkeling van het middengebied moet de hoogste prioriteit krijgen. Daardoor is een groter en sterker draagvlak te creëren voor (groot)stedelijke voorzieningen zoals hoger onderwijs en hoogwaardige gezondheidszorg. Als deze aanpak slaagt moet het lukken om de Stadsregio als een bestuurlijk sterke mini-metropool door de (problemen van de) komende decennia te loodsen. Het gaat immers niet alleen om woningbouw, maar ook om economische ontwikkeling, demografische dynamiek en kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen sectoren als zorg, onderwijs en recreatie.
De basis voor deze ontwikkelingen moet nu verankerd worden, willen we in staat zijn om realistische oplossingen te bieden. De komende tien jaar moeten we de spreekwoordelijke heipalen gaan slaan waarop de Stadsregio verder ontwikkeld kan worden. Het middengebied wordt dan de draaischijf van waaruit de toekomstige groei van de Stadsregio gerealiseerd zal gaan worden.
Zo kan de Stadsregio Arnhem-Nijmegen als krachtige en vitale regio een voorbeeldfunctie krijgen voor andere regio’s in ons land. De Stadsregio heeft wat dat betreft een comfortabele voorsprong op veel andere regio’s in ons land die een adequate regionale bestuurslaag moeten missen. Ik ben benieuwd of de Stadsregio in 2020 in de top van efficiënt opgetuigde Nederlandse regio’s figureert.
Frans Boekema is hoogleraar Economische Geografie en (Eu)regionaal Management aan de Radboud Universiteit Nijmegen en Regionale Economie aan de Universiteit van Tilburg
Ongebreidelde bouw in de Over-Betuwe is tevens het einde van de Over-Betuwe
BeantwoordenVerwijderenDit als titel van mijn reactie op dit artikel. Het artikel van de heer Boekema gaat uit van de aanname, dat het zeker is dat in het “middengebied” de A15 wordt doorgetrokken. Wat mij betreft is dit nog zeker geen vanzelfsprekendheid, los van de discussie over een eventuele manier waarop. Het artikel “bouwt” hierop echter door en brengt daarbij bijzondere zaken aan het licht. Ik noem er twee.
“Het gaat niet alleen over woningbouw, maar ook over bedrijvigheid en de efficiënte planning van voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg en recreatie, en de aspecten mobiliteit en bereikbaarheid.”. Ik vraag mij af in hoeverre ook aspecten als natuur, cultureel erfgoed en ecologische hoofdstructuur in de afwegingen aan de orde zijn gekomen. Ik lees er in iedere geval weinig over. En dat is positief geformuleerd.
Het onderzoek “ bracht niet alleen aan het licht dat Arnhem en Nijmegen nog steeds (te veel) met de ruggen naar elkaar toe staan..”. Is dat alleen dan al een argument om niet alleen naar elkaar toe te draaien – wat natuurlijk in de zin van samenwerking erg goed is – maar elkaar ook letterlijk te gaan omarmen en de zogenaamde buurgemeenten daarbij te verpulveren? Met andere woorden, waarom wordt er door beide gemeenten niet (ook) een andere richting opgekeken om invulling te geven aan de behoeften die ontstaan door groei van de bevolking. De Over-Betuwe zou daarbij haar mooie en waardevolle karakter kunnen behouden en de – inmiddels tot vrienden gepromoveerde - gemeenten Nijmegen en Arnhem zouden daarbij gebruik kunnen maken van de al aanwezige infrastructuur. En daarbij vooral niet te vergeten het aanwezige spoorwegennet als milieuvriendelijke ontsluiting.
Wat mij betreft is dit artikel een mooi voorbeeld van doelredenatie. De A15 wordt doorgetrokken, daarom “moet het middengebied de draaischijf worden waaruit de toekomstige groei van de Stadsregio gerealiseerd gaat worden” én omdat deze Stadsregio er dus is, moet deze ontsloten worden met het doortrekken van de A15. Koste wat kost. Ongeacht natuur, cultureel erfgoed en ecologische hoofdstructuur.
In tijden van noodzakelijke bezuiniging om het begrotingstekort van Nederland in positieve zin te keren, de financiele plaatjes van provinciale en lokale overheden gezonden te houden c.q. te krijgen, de verantwoordelijkheid die onze generatie heeft om de toekomst van onze kinderen beter te borgen, ook op zogenaamde groene aspecten, een mooi moment om de in gang gezette ontwikkeling van het einde van onze mooie Over-Betuwe te heroverwegen. En natuurlijk een halt toe te roepen.
Jan Brouwer zei:
BeantwoordenVerwijderenHet artikel van Boekema, lid van de commissie Bodegraven, over verstedelijken is een bonte verzameling van middel-doel relaties. Verstedelijking van de Over-Betuwe is het middel, al spreekt Boekema nog steeds over ‘het zogeheten middengebied’. Hij behoort te weten dat dit gebied al bijna zeven eeuwen de Over-Betuwe heet. Waarom concentratie van de verstedelij-king in de Over-Betuwe? Om de regio krachtig en vitaal te maken; om versnippering te voor-komen van grootschalige woningbouw, bedrijvigheid en voorzieningen voor onderwijs, zorg en recreatie; voor een betere mobiliteit en bereikbaarheid; voor meer afstemming en coördina-tie in de regio en om te bevorderen dat Arnhem en Nijmegen minder met de rug naar elkaar toe staan. Daaraan wil hij de nog beschikbare ruimte in het Over-Betuwse landschap opoffe-ren. Dit is de oude opvatting van vijftien jaar geleden: eenzijdige aandacht voor oplossing van grootstedelijke problematiek in de Over-Betuwe. Deze opvatting is in strijd met de tweede doelstelling van de regio: een evenwichtige ontwikkeling van de hele regio, ook van het lan-delijk gebied in de Over-Betuwe. Voor verstedelijken is in de Over-Betuwe geen ruimte meer beschikbaar. Dit zou ten koste gaan van de ruimtelijke kwaliteit van het Over-Betuwse land-schap. Als genoemde middel-doel relaties juist zouden zijn, moet na ruim zestig jaar verstede-lijken van de Over-Betuwe de regio wel erg krachtig en vitaal zijn, versnippering van wo-ningbouw enz. al lang verleden tijd zijn en sprake zijn van een goede mobiliteit, bereikbaar-heid, afstemming en coördinatie. Overigens spreekt ook Boekema niet over compenseren van de schade aan de Over-Betuwe door de zogeheten verstedelijkingsopgave van de stadsregio.