vrijdag 25 juni 2010
Volop kansen voor een echt Betuws Park
De Betuwse politiek moet zich harder maken voor een Betuwse invulling van Park Lingezegen. Stadse projecten knabbelen aan de grenzen, vindt Louis Dolmans.
Met zijn oppervlakte van 1.500 hectares is Park Lingezegen 22 maal zo groot als park Sonsbeek. Dat is een fraai visitekaartje, maar de vergelijking gaat een beetje mank. Zodra je Sonsbeek binnenloopt beleef je een park en ruik je historie. Hoe anders is dat bij Park Lingezegen. Menigeen die de statige bruine zuilen passeert, die sinds kort de toegangswegen tot park Lingezegen sieren, zal zich vertwijfeld afvagen: waar is het park? Het park bestaat helaas voor het grootste gedeelte alleen nog op papier. Dat roept op zijn minst verbazing op.
Al in 1996 is er een landschapsbeleidsplan voor het knooppunt Arnhem Nijmegen vastgesteld. Het gedachtegoed van de groene buffer stond daarmee op de kaart. Ik zie nog de verleidelijke maquette van de Waalsprong, met veel en creatief ingericht groen. De rood ingekleurde huizen van die kaart zijn inmiddels in grote aantallen gebouwd en bevolkt. Het groen blijft achter. Met de diverse plannen voor het aangrenzende park de Woerdt, inmiddels opgenomen in Lingezegen, is tot voor kort weinig tot niets mee gedaan. Van het geld dat aan de ontwerpen is besteed, kun je een bescheiden parkje aanleggen. Dit alles zegt niet meer en niet minder dan dat rood politiek bestuurlijk hogere prioriteit heeft dan groen.
Het slechte nieuws is dat de overheid zijn groene beloften doorgaans gebrekkig en zeer traag nakomt. Maar je kunt ook door een andere bril naar Lingezegen kijken. Het gebied heeft een ruimtelijke status gekregen waar je u tegen kunt zeggen. De belangrijkste is die van Rijksbufferzone. Dat is goed nieuws. Die zones zijn open groene gebieden tussen steden, met veelal landbouw en natuur. Ze hebben twee belangrijke functies: behoud van het open landschap en ruimte voor recreatie. Als open landschap zorgen ze ervoor dat steden niet aan elkaar groeien. En ze bieden mensen uit de stad een plek om van dat open landschap te genieten, te ontspannen en hun vrije tijd te besteden.
Goed nieuws is ook dat er een enthousiaste parkorganisatie in het leven is geroepen, die niet nalaat het park aan te prijzen en bijna letterlijk iedereen bij het ontwikkelen van de plannen probeert te betrekken. En hier en daar beginnen er pareltjes te ontstaan. Aan de grens van het kassencomplex Bergerden ontwikkelt zich een rijkdom die al het predikaat ‘wonder’ heeft gekregen. Daar hebben zich in korte tijd grote aantallen vogels gevestigd, waaronder boeiende soorten zoals kluut, kleine plevier, oeverloper, bergeend, visdief, tureluur en grutto. Je kunt er zo langs fietsen. Deskundigen verbazen zich over het tempo waarin dit zich voltrekt. En in de Woerdt is een begin gemaakt met een agrarisch natuurpark: 15 hectares natuurlijke graanakkers, omgeven door kruidenrijke akkerranden en traditionele hagen en struwelen.
Het gaat de goede kant op, maar er is waakzaamheid geboden. Behoud van open landschap is niet voldoende. In de ogen van een natuurliefhebber groeit in het open land van ons komgebied, dat een zeer aanzienlijk deel van het park bestrijkt, uitsluitend gewas. Dat is meestal groen, maar natuur is iets anders. De grote uitdaging is om in dat enorme gebied iets terug te brengen van de verstrengeling van natuur en landbouw die nog niet zo lang geleden heel gewoon was. Dat dit kan, bewijzen grote landbouwgebieden in Groningen, waar dank zij vele kilometers akkerranden de grauwe kiekendief is teruggekomen en veldleeuweriken talrijk zijn. Voordat het bij ons zo ver is zal er iets gedaan moeten worden aan de verhoudingen tussen de parkmensen en de boeren. Beiden hebben een vorm van gelijk, maar alleen als ze elkaar vinden kan er iets moois ontstaan. En daar staan we nog ver vanaf.
En dan de politiek. De ambitie begint een beetje te komen, maar toch. Er bestaat een reĆ«el gevaar dat er teveel met stadse ogen naar het park wordt gekeken, met teveel het accent op ‘rode’ recreatie en op projecten, die grootst en meeslepend zijn en die gaan knabbelen aan zowel de inhoud van het park als aan zijn grenzen. Een fijnzinnig gevoel voor natuurlijke landschap moet daar tegenwicht aan bieden en dat gevoel moet in mijn ogen van de Betuwe komen. En juist de Betuwse politiek blijft volgens mij een beetje teveel op de achtergrond. Kom op Betuwe, denk ik dan, grijp je kansen, laat ambitie zien. Maak concreet hoe mooi Betuws landschap kan zijn.
Louis Dolmans is voorzitter van Stichting Lingewaard Natuurlijk.
Labels:
kans of bedreiging,
verstedelijkingsserie
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Prima stuk. Helemaal mee eens. De Over-Betuwe beseft onvoldoende dat het park een landschapspark is als compensatie voor het door de verstedelijking aangetaste Over-Betuwse landschap. Soorten van dit landschap zouden in het park terugkomen: boslandschap, waterlandschap en agrarisch landschap. Met uitsluitend intensieve recreatie aan de noordzijde van de Rijkerswoerdse Plassen. De Over-Betuwse raadsleden kunnen nog veel herstellen door te schrappen in het ontwerpbestemmingsplan voor Park Lingezegen: geen roodfuncties (bedrijven) erin; geen invulling van De Park als stadspark en geen speelbos in De Park, maar in de zuidrand van Schuytgraaf. Die zuidrand kan dan stadspark en stedelijk uitloopgebied worden.
BeantwoordenVerwijderenIk kan me wel vinden in de woorden van Dolmans en Brouwer, maar hoe moet dan Park Lingezegen ingericht worden. Is het een groene buffer die teruggegeven moet worden aan de natuur? Moet er een landschap komen zoals dat er 100 jaar geleden was?
BeantwoordenVerwijderenEn ik vraag me af hoeveel er werkelijk te sturen is door Overbetuwe en Lingewaard. Is dat dan niet te romantisch voorgesteld?